Wie stelt dat hij door onrechtmatig handelen van de fiscus schade heeft geleden, moet kunnen bewijzen dat hij schade beperkende maatregelen heeft genomen. Deze plicht kan ook met zich brengen dat een buitenlands belastingplichtige zich eerst moet wenden tot de belastingdienst en rechter in zijn woonplaats, voordat hij een rechtszaak begint in Nederland.
Een pensionado die in België woonde stapte naar de rechter en eiste een schadevergoeding van de Nederlandse fiscus. Hij stelde dat hij schade had geleden als gevolg van het door de inspecteur ingenomen standpunt ten aanzien van het heffingsrecht over het prepensioen dat hij van zijn vroegere Nederlandse werkgever had ontvangen. De inspecteur had het prepensioen niet gerekend tot het belastbare inkomen uit werk en wonen, omdat het belastingverdrag met België de belastingheffing daarover toewees aan België. De man was hierdoor in België een hogere personenbelasting verschuldigd in vergelijking met de inkomstenbelasting die hij in Nederland zou zijn verschuldigd als het prepensioen in Nederland zou zijn belast. Volgens de man was het prepensioen door de opstelling van de Nederlandse inspecteur ten onrechte in België betrokken in de belastingheffing. Het hof oordeelde dat de man was tekortgeschoten in de naleving van de op hem rustende schadebeperkingsplicht en verklaarde zijn beroep ongegrond. Hij had zich namelijk kunnen wenden tot de Belgische Belastingdienst en Belgische rechter. Als zijn standpunt door de Belgische rechter juist zou zijn bevonden, zou de schade in het geheel niet zijn opgetreden. De verklaring van de man dat hij dit niet had gedaan uit kostenoverwegingen overtuigde niet, omdat hij voor de in Nederland gevoerde bezwaar- en beroepsprocedure ook de nodige kosten had gemaakt.
Wet: artikel 6:162 BW en artikel 8:73 AWB, artikel 19 Verdrag Nederland-België
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 19 juni 2014 (gepubliceerd op 30 juni 2014), ECLI:NL:GHSHE:2014:1972
Geef een reactie