Vervoerskosten van een zieke of gehandicapte die het normale bestedingspatroon van gezonde mensen in gelijke omstandigheden overtreffen, kwalificeren als buitengewone uitgaven net zoals de vervoerskosten naar behandelende medici en extra vervoerskosten voor regelmatig ziekenbezoek.
Een man heeft een echtgenote met reumatische aandoeningen en zij draagt een orthese. Vanwege haar ziekte is zij niet in staat grotere afstanden te lopen. Tot 27 augustus 2010 reden zij in een auto met een cataloguswaarde van € 34.500. Vervolgens reden zij in een auto met een cataloguswaarde van € 44.750. De man had in zijn aangifte extra vervoerskosten opgenomen als buitengewone uitgaven. De inspecteur heeft deze extra vervoerskosten gemotiveerd bestreden. In geschil voor Rechtbank Noord-Holland was de wijze waarop de Belastingdienst de extra vervoerskosten van vergelijkbare personen (‘de maatman’) had bepaald. De man vond dat de Belastingdienst bij de bepaling van de maatmankosten ten onrechte was uitgegaan van een auto uit hetzelfde prijssegment van de auto van de man. Hij voerde aan dat hij vanwege de invaliditeit van zijn echtgenote een duurdere auto heeft moeten aanschaffen dan vergelijkbare gezonde personen.
Kosten woon-werkverkeer
De rechtbank aanvaardde het verweer van de inspecteur dat de aanschaf van de auto mede was ingegeven door persoonlijke voorkeur en dat de man ook een kleinere middenklasse auto had kunnen aanschaffen met lagere kosten. Verder voerde de man aan dat de vergelijking die de Belastingdienst maakte niet zuiver was. De Belastingdienst had geen rekening gehouden met de omstandigheid dat zieke mensen geen zakelijke kilometers, bijvoorbeeld woon-werkverkeer, maken. Dit verweer heeft de rechtbank ook verworpen. De statistische gegevens die de Belastingdienst gebruikte, bevatte gemiddelde autokosten en hierbij zijn gegevens verwerkt van mensen die wel en die geen woon-werkverkeer hebben. Ten overvloede oordeelde de rechtbank nog dat de inspecteur bij de bepaling van de normale vervoerskosten geen rekening had gehouden met andere vervoerskosten dan kosten van de auto. De rechtbank verklaarde het beroep van de man ongegrond.
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 22 december 2017 (gepubliceerd 15 februari 2018), ECLI:NL:RBNHO:2017:11492
Geef een reactie