Belastingdienst en sociale partners starten een pilot om praktijkervaringen met de fiscale behandeling van private leerrekeningen in kaart te brengen. Op een aantal punten is er namelijk sprake van onzekerheid bij werkgevers en uitvoerders met betrekking tot de fiscale consequenties.
In steeds meer cao’s en arbeidsvoorwaardenregelingen worden afspraken gemaakt om leven lang ontwikkelen te stimuleren. Vaak neemt dit de vorm aan van een individueel budget voor algemene scholing en ontwikkeling. De praktische uitwerking daarvan kan verschillende, bijvoorbeeld vouchers, leerrekeningen of trekkingsrechten. Van belang voor dergelijke leerrekeningen is dat werknemers de mogelijkheid krijgen te sparen voor scholing over de jaargrenzen heen. Ook is het gewenst dat een opgebouwd budget kan worden meegenomen naar een nieuwe werkgever.
Uit overleg met de sociale partners is naar voren gekomen dat op een paar punten nog onduidelijkheid heerst wat betreft de fiscale behandeling:
- onzekerheid bij werkgevers en en werknemers/ uitvoerders of de door de werknemer genoten cursus, opleiding of ontwikkelactiviteit volgens de Belastingdienst feitelijk ook in aanmerking komt voor een gerichte vrijstelling in de loonheffingen (art. 31a lid 2 c of d Wet LB 1964;
- de meeneembaarheid van individuele leer- en ontwikkelbudgetten. Volgens het huidig fiscaal kader is dat mogelijk, maar hiervoor zijn goede afspraken nodig. Dit kan gecompliceerd zijn vanwege de mogelijkheid van naheffing als de scholing niet in aanmerking blijkt te komen voor de gerichte vrijstelling in de loonheffingen.
De piloot moet meer inzicht geven in werkbare oplossingen die de onzekerheid bij werkgevers, werknemers en uitvoerders beperkt.
Meer informatie: Bron: Ministerie SZW, 26 november 2018, 2018-0000235576
Geef een reactie