Vennootschapsbelastingplichtige lichamen kunnen een zelf ontwikkeld immaterieel activum brengen onder het regime van de innovatiebox. In principe vallen de voordelen van dit activum dan onder een gunstig effectief tarief.
Voordeel van de innovatiebox
Het voordeel van de innovatiebox is dat de zogeheten kwalificerende voordelen uit een immaterieel activum, dat valt onder het regime van de innovatiebox, in principe zijn belast tegen een effectief tarief van maximaal 7%. Het effectieve tarief van 7% wordt gerealiseerd door de netto voordelen uit de desbetreffende activa maar voor 7/H in aanmerking te nemen. ‘H’ staat hierbij voor het hoogste vennootschapsbelastingtarief. Op dit gedeelte van de winst is vervolgens het normale vennootschapsbelastingtarief van toepassing. Dit alles geldt echter alleen voor zover het saldo van de kwalificerende voordelen positief is.
Kwalificerend immaterieel activum
Niet ieder bedrijfsmiddel kan in de innovatiebox belanden. Om te beginnen moet het gaan om een immaterieel activum dat is voortgekomen uit speur- en ontwikkelingswerk (S&O) waarvoor een zogeheten S&O-verklaring is afgegeven. Kleine belastingplichtigen hoeven alleen aan deze voorwaarde te voldoen. Een lichaam telt als een kleine belastingplichtige als:
- het totaal van de genoten voordelen uit de immateriële activa in de innovatiebox van het desbetreffende kalenderjaar en de vier voorafgaande jaren plus de kosten voor de verwerving van deze voordelen lager is dan € 37,5 miljoen; en
- de netto-omzet van het lichaam zelf of van de groep waartoe het lichaam behoort in het kalenderjaar en de vier voorafgaande jaren in totaal lager is dan € 250 miljoen.
Voor andere belastingplichtige geldt als aanvullende voorwaarde dat het immaterieel activum de vorm heeft van programmatuur of dat waarvoor een octrooi, kwekersrecht, beschermingscertificaat of bepaald gebruiksmodel of een bepaalde vergunning is toegekend. Als de belastingplichtige een octrooi of kwekersrecht heeft aangevraagd, voldoet hij ook aan de aanvullende voorwaarde. Maar bij afwijzing van het verzoek neemt de Belastingdienst het fiscale voordeel terug.
Kwalificerende voordelen
Alleen kwalificerende voordelen uit immateriële activa in de innovatiebox kunnen onder het effectieve tarief van 7% vallen. Men moet het bedrag aan deze berekenen door de voordelen uit het immateriële activum te vermenigvuldigen met K/T (de nexusbreuk). Daarbij staat K voor de kwalificerende uitgaven in het jaar zelf en alle voorafgaande jaren om het desbetreffende immateriële activum voort te brengen, vermenigvuldigd met 1,3. Uitgaven zijn alleen kwalificerende uitgaven als het lichaam ze maakt voor zelf verricht S&O of heeft gemaakt voor het uitbesteden van S&O aan een derde lichaam. De nexusbreuk is gemaximeerd op 1. Overigens kan men ook kiezen voor een forfaitaire berekening van de kwalificerende voordelen.
Drempel innovatiebox
Het 7%-tarief is pas van toepassing op de opbrengsten uit immateriële bedrijfsmiddelen voor zover deze opbrengsten een drempel overschrijden. Deze drempel is gelijk aan:
- het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten aan het einde van het voorafgaande jaar; plus
- de voortbrengingskosten van de octrooi- en S&O-activa waarvoor het lichaam in het desbetreffende jaar heeft gekozen voor toepassing van de innovatiebox; plus
- het bedrag waarmee de waarde in het economische verkeer van het kwalificerende immateriële activum op het moment dat de voordelen uit dit activum niet meer tot de winst behoren, de voortbrengingskosten overschrijden. Dit onderdeel is alleen van toepassing als het lichaam in het jaar heeft gekozen voor toepassing van de innovatiebox op dat kwalificerende immateriële activum en de voordelen in enig voorafgaand jaar behoorden tot de winst uit een andere staat en onder de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten viel; minus
- een bedrag gelijk aan de negatieve kwalificerende voordelen uit hoofde van het kwalificerende immateriële activum voor zover het regime van de innovatiebox niet van toepassing is op dat verlies.
De Belastingdienst stelt het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten vast in een voor bezwaar vatbare beschikking. Dit gebeurt gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag vennootschapsbelasting over dat jaar.
Wet: art. 12b, 12ba, 12bb, 12bc en 12be Wet Vpb 1969
Geef een reactie