Advocaat-generaal (A-G) Niessen adviseert de Hoge Raad om een vrijwilligers- en plaatsmakersregeling in een Sociaal Plan niet zonder meer te bestempelen als een VUT-regeling.
Als een werkgever een uitkering doet als gevolg van een regeling voor vervroegde uittreding (VUT), valt deze uitkering in principe onder een eindheffing van 52%. De fiscus meende dat een vrijwilligers- en plaatsmakersregeling in een Sociaal Plan van een werkgever een VUT-regeling omvatte. De vrijwilligers- en plaatsmakersregeling hield in dat een werknemer van wie de arbeidsplaats ging vervallen, was uit te wisselen tegen een werknemer die onder toekenning van de beëindigingsvergoeding uit het Sociaal Plan plaats wilde maken. De beëindigingsvergoeding was gebaseerd op de zogeheten kantonrechtersformule. De A-G constateert dat de uitkeringen op grond van deze vrijwilligers- en plaatsmakersregeling niet voor minstens 90% dienden ter overbrugging of als aanvulling op het inkomen van de werknemer tot de pensioendatum. De andere uitkeringen uit het Sociaal Plan hadden dit evenmin als doel. De A-G concludeert daarom dat hier geen sprake is van een VUT-regeling.
Wet: artikel 32ba, eerste en zesde lid Wet LB 1964
Meer informatie: Parket van de Hoge Raad 14 december 2017 (gepubliceerd 12 januari 2018), ECLI:NL:PHR:2017:1416
Geef een reactie