Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken heeft antwoord op Kamervragen gegeven over de ontwikkelingen rondom de onroerende zaakbelasting (ozb) voor 2013. Hierin geeft hij aan dat hij geen ruimte ziet om de ozb te vervangen door een ingezetenenheffing. Ook geeft hij aan dat de verhoging van de ozb die de Vereniging Eigen Huis (VEH) constateert niet buiten de gestelde kaders treedt.
De VEH heeft voorgesteld om de ozb te vervangen door een ingezetenenbelasting. Op die manier zouden ook huurders meebetalen aan de gemeentelijke voorzieningen. Een dergelijke gebruikersbelasting ozb is in 2006 afgeschaft omdat men de ozb voor gebruikers van woningen een irritante belasting vond en het feit dat deze belasting niet pastte in het lastendrukbeleid van de overheid. Hiervoor is compensatie geboden in het gemeentefonds. De suggestie van VEH voor verandering van de heffingsgrondslag is volgens Plasterk op zich een interessante gedachte. In het regeerakkoord zijn echter geen beleidsvoornemens opgenomen voor wijzigingen in vormgeving en/of omvang van het huidige lokale belastinggebied. Voor de voorgestelde wijziging van de heffingsgrondslag ziet de minister op dit moment dan ook geen ruimte.
Stijging ozb
Uit de steekproef van VEH blijkt dat in 2013 de gemiddelde WOZ-waarde van woningen met 4,1% zal dalen, maar dat de ozb-aanslagen met 2,7% zullen stijgen. De aanslag stijgt van gemiddeld 256 naar gemiddeld 263 euro. De totale gemeentelijke woonlasten (ozb, riool- en afvalstoffenheffing) stijgen daarom met gemiddeld 1,8 procent. Dat is onder de geschatte inflatie voor 2013. Inflatie en areaaluitbreiding zijn de meest voorkomende reden voor gemeenten om de tarieven van heffingen en belastingen aan te passen. Daarnaast kunnen dalende inkomsten uit grondexploitatie en overige eigen inkomsten reden zijn. Ter beheersing van de lastendruk wordt er jaarlijks tussen het rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een bestuurlijke afspraak gemaakt over de maximaal toegestane ozb-opbrengst, de zogenoemde bestuurlijke macronorm ozb. De totale landelijke opbrengst van de ozb mag op basis van deze norm stijgen met een beperkt percentage ten opzichte van het voorgaande begrotingsjaar. Voor 2013 bedraagt deze norm 3%, met een correctie voor de overschrijding van de norm met €7,7 miljoen in 2012. Effectief komt de macronorm daarmee uit op afgerond 2,7%. Indien de definitieve cijfers over de ontwikkeling van de ozb-opbrengst in 2013 overeenkomen met de door de VEH gepresenteerde cijfers zou dit dus betekenen dat gemeenten binnen de grenzen van de (gecorrigeerde) macronorm voor het jaar 2013 blijven.
Meer informatie: Kamerbrief over onroerende zaakbelasting en voorstel Vereniging Eigen Huis
Geef een reactie