Het BEPS-plan van de OESO stelt onder meer maatregelen tegen treaty shopping voor. In het Weekblad Fiscaal Recht bepleiten prof. mr. T. Bender en prof. mr. F.A. Engelen het invoeren van een minimumstandaard in de Nederlandse belastingverdragen. Daarbij geven zij de voorkeur aan de zogeheten Principal Purposes Test (PPT).
De PPT houdt in dat verdragsvoordelen kunnen worden geweigerd als redelijkerwijs valt te concluderen dat het verkrijgen van dit voordeel een van de voornaamste doelen is van de structuur. Het verdragsvoordeel wordt wel toegekend als dit in overeenstemming is met het doel en de strekking van de desbetreffende verdragsbepaling. Tegenover de PPT staat de limitation-on-benefits-bepaling (LOB-bepaling). Bij de LOB-bepaling worden verdragsvoordelen pas verleend als de belastingplichtige naast inwonerschap voldoende band heeft met zijn vestigingsstaat. Beide bepalingen hebben als doel het voorkomen van toekennen van verdragsvoordelen in ongewenste situaties.
Argumenten
Volgens Bender en Engelen heeft de PPT als voordeel dat de open norm ruimte biedt voor het wegen van omstandigheden. Hierdoor bereikt de PPT haar doel beter dan de LOB-bepaling. Op het gebied van de rechtszekerheid scoort de PPT slechter dan de LOB-bepaling. Dit verschil is echter met een extra vangnetbepaling te ondervangen, zo menen de professoren. Verder wijzen zij erop dat de Europese Commissie (EC) in haar Anti-Tax Avoidance Package ook een PPT prefereert boven een LOB-bepaling. De EC bepleit wel een ontsnappingsmogelijkheid voor transacties die niet slagen voor de PPT maar betrekking hebben op niet-kunstmatige economische activiteiten. Bender en Engelen sluiten zich in beginsel aan bij het standpunt van de EC. Wel adviseren zij aan de aangepaste PPT nog de consultatiebepaling zoals eerder opgenomen in Nederlandse belastingverdragen toe te voegen. Zij bepleiten ten slotte de implementatie van de PPT via een multilateraal instrument.
Bron: Weekblad Fiscaal Recht, 1 maart 2016, WFR 2016/51
Geef een reactie