De gemeente mocht voor de vaststelling van de WOZ-waarde van twee terreinen met onder meer twee pontons ervan uitgaan dat die pontons onroerende zaken waren. De pontons waren namelijk duurzaam verbonden met de grond, wat bleek uit constructietekeningen van de ondernemer zelf. Dit heeft Rechtbank Breda geoordeeld.
Voor de toepassing van de wet WOZ (waardering onroerende zaken) en de heffing van de onroerendezaakbelasting moet allereerst worden vastgesteld of er überhaupt sprake is van een onroerend goed. In de zaak bij Rechtbank Breda was in geschil of twee pontons op twee terreinen in een zeehaven- en industriegebied roerende zaken of onroerende zaken waren. De heffingsambtenaar stelde dat de pontons door middel van een scharniermechanisme en een lageringssysteem duurzaam waren verbonden met de wal en dus ook met de te waarderen grond. Hij onderbouwde deze stelling met constructietekeningen die de ondernemer zelf had gebruikt bij de aanvraag van vergunningen voor die pontons. Voor de bepaling van de WOZ-waarde van de twee terreinen maakte hij gebruik van grondtransacties in hetzelfde gebied. Volgens de rechtbank had de heffingsambtenaar daarbij voldoende rekening gehouden met onderlinge verschillen. De ondernemer was volgens de rechter niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat de heffingsambtenaar de waarde in het economische verkeer te hoog had vastgesteld. De WOZ-waarden van de twee terreinen bleven dus gewoon in stand.
Wet: artikel 3:3 BW en artikel 22 WOZ
Meer informatie: Rechtbank Breda, 16 oktober 2012 (gepubliceerd 5 november 2012), LJN: BY2238
Geef een reactie