Bij ondernemers speelt vermogensetikettering een belangrijke rol. Naast verplicht privévermogen en verplicht ondernemingsvermogen is er ook keuzevermogen. Een woning die de ondernemer niet in zijn onderneming gebruikt is privévermogen. Een woning kan echter ook dienstbaar zijn aan de onderneming en dan is onder voorwaarden sprake van keuzevermogen.
Casus
Aanleiding voor dit artikel is de uitspraak van Hof Den Haag van 24 april 2018, (ECLI:NL:GHDHA:2018:949). Een tandarts-implantoloog (hierna: tandarts) dreef een onderneming. Hij liet een pand bouwen voor € 3,6 miljoen. De praktijk had 19.000 patiënten en er waren 20 personen voor de tandarts werkzaam. Voornoemd pand bestond uit een dubbele garage met autolift, een botenhuis, berging en aanlegsteiger. Daarnaast beschikte het pand over een binnenzwembad, een sauna en een stoomcabine. Op de bovenverdieping van het pand was een onzelfstandige werkruimte en een archiefruimte die de tandarts uitsluitend voor zijn onderneming gebruikte. De tandarts verrichtte in het weekend en op vrijdag werkzaamheden vanuit het pand. Op de overige dagen was hij werkzaam in een praktijk. Volgens de tandarts was 94 m2 en de 150 m2 in zakelijk of gemengd gebruik. Volgens Hof Den Haag is sprake van één onroerende zaak die in gesplitst gebruik is. In beginsel kan de tandarts binnen de grenzen van de redelijkheid het pand tot zijn ondernemingsvermogen of tot zijn privévermogen rekenen, tenzij het woongedeelte te klein is ten opzichte van het ondernemingsgedeelte. Het hof oordeelt dat de tandarts aannemelijk heeft gemaakt dat hij mede met het oog op de zakelijke belangen van zijn onderneming heeft geïnvesteerd in het pand met gesplitst gebruik. Voorts is niet in geschil dat de tandarts de woning met ondergrond voor meer dan 10% zakelijk gebruikt. De tandarts heeft de grenzen der redelijkheid niet overschreden door de onroerende zaak aan te merken als ondernemingsvermogen.
Bij een natuurlijke persoon die een onderneming uitoefent, bestaat het vermogen uit vermogensbestanddelen die hij volledig zakelijk of volledig privé gebruikt. Daarnaast heeft een ondernemer vermogensbestanddelen die hij zowel zakelijk als privé gebruikt. Kwalificatie van de vermogensbestanddelen bij volledig zakelijk gebruik als ondernemingsvermogen dan wel privévermogen bij vermogensbestanddelen die hij volledig privé gebruikt levert geen problemen op. Dat is wel het geval bij zogeheten keuzevermogen, vermogensbestanddelen die de ondernemer zowel zakelijk als privé gebruikt. Een goede allocatie van kosten en/of baten van een vermogensbestanddeel aan de onderneming is noodzakelijk, om op de juiste wijze de (totaal-)winst te kunnen bepalen.
Keuzevermogen
Als een ondernemer vermogensbestanddelen zowel zakelijk als privé gebruikt, kan hij kiezen om dit tot zijn ondernemingsvermogen of tot zijn privévermogen te rekenen. De grens bij deze categorie vermogensbestanddelen, zogeheten keuzevermogen, bedraagt minimaal 10%. Een ondernemer mag een vermogensbestanddeel dat hij tenminste voor 10% zakelijk gebruikt tot zijn ondernemingsvermogen rekenen.
Gevolgen keuze
De vraag is of het voordelig is te kiezen voor privévermogen dan wel ondernemingsvermogen. Die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Keuze voor privévermogen betekent dat een ondernemer geen kosten ten laste van de winst kan brengen. Daar staat tegenover dat de ondernemer eventuele waardestijgingen van het vermogensbestanddeel niet tot zijn winst hoeft te rekenen. Bij de keuze voor ondernemingsvermogen is een voordeel voor de ondernemer dat hij de aanschafkosten, al dan niet over een aantal jaar gespreid en overige kosten ten laste van zijn winst kan brengen. Daarnaast levert keuze voor ondernemingsvermogen wellicht nog meer voordelen op zoals het kunnen claimen van investeringsaftrek en een mogelijk hogere dotatie aan de oudedagsreserve. Voor ondernemingsvermogen geldt bovendien de bedrijfsopvolgingsregeling uit de successiewet, zodat de ondernemer bij keuze voor ondernemingsvermogen meer vermogen onbelast kan overdragen aan de volgende generatie.
Keuze en herzien keuze
Uit de rechtspraak volgt dat een ondernemer bij keuzevermogen in beginsel vrij is om te kiezen voor privévermogen of ondernemingsvermogen. Dit is anders als die ondernemer met zijn keuze de grenzen der redelijkheid overschrijdt. De keuze die de ondernemer maakt is in principe definitief. Zolang de aanslag inkomstenbelasting van het jaar van aanschaf nog niet vaststaat of tot het eerste gebruik, kan de ondernemer nog terugkomen op zijn keuze. Hierna is herziening van de vermogensetikettering slechts in uitzonderingssituaties mogelijk. De belangrijkste gebeurtenissen die tot heretikettering kunnen leiden zijn:
- een wetswijziging;
- rechtspraak (‘omgaan’ van de Hoge Raad);
- wijziging in de aard van het gebruik van een vermogensbestanddeel
- een ingrijpende verbouwing (bij een onroerende zaak)
Commentaar
In de casus is sprake van een onroerende zaak deels bestemd voor bewoning en deels bestemd om de ondernemingsactiviteiten in uit te oefenen. Er is dan sprake van keuzevermogen. De tandarts mocht kiezen voor ondernemingsvermogen, tenzij hij daarmee de grenzen der redelijkheid zou overschrijden. De inspecteur vond dat de onroerende zaak in zijn geheel privévermogen moest zijn, omdat met name de luxueuze wijze waarop speciaal het woongedeelte was gebouwd, de daaraan bestede kosten niet in een redelijke verhouding stonden tot het praktijkbelang. De rechtbank stelde de inspecteur in het gelijk, dat bij de keuze van de bouw van de woning niet zozeer de eisen van een goede en succesvolle bedrijfsuitoefening de keuze hebben bepaald, maar de persoonlijke wens om een comfortabele privé woonruimte ter beschikking te hebben. Hoewel de tandarts mogelijk meer dan 10% van de onroerende zaak zakelijk gebruikte, kon hij volgens de rechtbank toch niet kiezen om het pand ondernemingsvermogen te laten zijn. Volgens het hof echter maakte de tandarts voldoende duidelijk dat er wel degelijk zakelijke redenen waren voor de keuze van het pand als ondernemingsvermogen. Bovendien voldeed de tandarts aan de voorwaarde dat hij minimaal 10% van de onroerende zaak zakelijk gebruikte.
Tandartsen weten als geen ander: met alleen praatjes vul je geen gaatjes. Een succesvol tandarts vult niet alleen gaatjes, maar daarmee ook zijn portemonnee!
Wet: art. 3.8 Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 24 april 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:949
Geef een reactie