Als iemand zijn werkzaamheden in loondienst hoofdzakelijk in Nederland verrichtte maar dit tijdelijk ook deed in een ander Europees land, is volgens de Hoge Raad onduidelijk of diegene alle tijd in Nederland premieplichtig was en wanneer diegene eventueel premieplichtig was in het andere land.
Een Nederlandse vrouw die in Nederland in loondienst was bij een Nederlandse werkgever nam van december 2008 tot februari 2009 drie maanden onbetaald verlof op. Zij sprak met haar werkgever af dat ze na afloop van het onbetaalde verlof haar werkzaamheden in dezelfde functie zou voortzetten. Tijdens de drie maanden verlof werkte zij in Oostenrijk als skilerares in loondienst bij een Oostenrijkse werkgever. In latere jaren werkte zij enkele weken als skilerares bij deze Oostenrijkse werkgever zonder er onbetaald verlof voor op te nemen. Volgens de Hoge Raad is onduidelijk of zij voor haar premieplicht wordt geacht gedurende het verlof (mede) in Nederland werkzaamheden in loondienst te hebben verricht. Ook is onduidelijk welke wetgeving toepasselijk is nu zij gedurende het onbetaald verlof werkzaamheden in loondienst uitoefende in een andere lidstaat. Is hiervoor relevant dat zij in latere jaren nog weer in Oostenrijk werkte? Kortom: welke tijdshorizon is relevant voor de beoordeling van het arbeidspatroon voor de premieplicht als afwisselend werkzaamheden in loondienst in het ene en het andere land worden verricht?
Deze vraag stelt de Hoge Raad ook voor een tweede casus (ECLI:NL:HR:2015:31). Dat betrof een accountmanager woonachtig in België die gedurende een jaar (2009) voornamelijk in Nederland werkte voor een Nederlandse werkgever. Aan het eind van de zomer werkte hij echter een periode thuis en bij Belgische klanten. Dit was in het totaal 6,5 % van het totale aantal arbeidsuren.
Wet: Art. 13, lid 2, en 14 Verordening 1408/71 (ook wel: ‘oude verordening’)
Meer informatie: Hoge Raad, 30 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3177
Geef een reactie