Wie de uitgaven van goederen wil aftrekken als scholingsuitgaven, geeft daarbij volgens Rechtbank Den Haag aan dat hij deze goederen tot zijn privévermogen rekent. Daardoor heeft het geen zin om als subsidiair standpunt in te nemen dat deze uitgaven aftrekbaar zijn als ondernemingskosten.
Een man had in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2014 onder andere scholingsuitgaven opgegeven. Deze scholingsuitgaven bestonden uit de afschrijvingskosten van zijn computer en de aanschaffingskosten van een beeldscherm en een agenda. Computers en bijbehorende randapparatuur tellen echter niet als leermiddelen voor de aftrek van scholingsuitgaven. En de agenda is geen leermiddel dat door een onderwijsinstelling is verplicht gesteld.
Agenda
Als subsidiair standpunt stelt de man dat de aanschaf- en afschrijvingskosten van de computer, het beeldscherm en de agenda aftrekbare ondernemingskosten zijn. Maar de rechtbank wijst de man erop dat uit zijn primaire standpunt blijkt dat deze goederen tot zijn privévermogen behoren. En kosten van apparatuur zijn niet aftrekbaar als deze apparatuur behoort tot het privévermogen. De enig reden waarom de rechtbank het beroepschrift van de man gegrond verklaart, is dat de Belastingdienst in de bezwaarprocedure het hoorrecht heeft geschonden. De man krijgt daarom toch een forfaitaire proceskostenvergoeding toegekend.
Wet: art. 3.16, derde lid en 6.27, vierde lid Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 20 juni 2019 (gepubliceerd 28 augustus 2019), ECLI:NL:RBDHA:2019:6539
Geef een reactie