Het Belastingplan 2016 en de Overige fiscale maatregelen 2016 bevatten welgeteld twee voorstellen op btw-gebied. In beide gevallen gaat het om een inperking van het lage tarief.
Allereerst het lage tarief voor geneesmiddelen zoals bedoeld in de Geneesmiddelenwet. Dit tarief wordt beperkt tot geneesmiddelen waarvoor een handelsvergunning is afgegeven. Geen handelsvergunning, geen laag tarief. Aldus is het niet langer de fiscale rechter die toetst of iets al dan niet in btw-zin een geneesmiddel is, maar gaat het 'College ter beoordeling van geneesmiddelen' (CBG) mede de btw-behandeling van een product bepalen. Of iets als geneesmiddel wordt gepresenteerd, is dan niet meer van belang. Producten als spierbalsem of littekengel worden hierdoor uitgesloten van het lage tarief, zo betoogt de staatssecretaris. Of deze nieuwe regelgeving de zaken eenvoudiger maakt, waag ik te betwijfelen. Gelijkwaardige producten die om wat voor reden dan ook niet geregistreerd zijn, lijken mij ook onder het lage tarief te vallen. Bovendien blijft het lage tarief van toepassing voor geneesmiddelen die in de Geneesmiddelenwet specifiek zijn uitgezonderd van vergunningplicht. Een handelsvergunning is dan niet in alle gevallen beslissend voor toepassing van het lage tarief.
Een voorstel dat wellicht minder voeten in de aarde heeft, is dat ten aanzien van geestverruimende paddenstoelen ofwel: 'paddo's'. Volgens de Hoge Raad is het lage tarief voor pootgoed ook van toepassing op growkits en kweekvloeistof voor deze verboden producten. Een laag tarief waarin het kabinet zich niet kan vinden. Paddo-pootgoed gaat naar het normale tarief.
Tot zover de Prinsjesdag-plannen. Geen visionaire voorstellen, geen uniform btw-tarief, maar enkel wat schuiven binnen twee bestaande tariefposten. Als troost wordt in de begeleidende brief aan de Tweede Kamer een tweetal onderzoeken naar vereenvoudiging aangekondigd. Allereerst een onderzoek naar de voordelen voor de uitvoering en het bedrijfsleven van een aanpassing van de teruggaafregeling oninbare debiteuren door invoering van een rechtsvermoeden van oninbaarheid indien binnen één jaar na het uitreiken van de factuur nog niet is betaald, welk vermoeden weer vervalt als later alsnog wordt betaald. De voordelen van een dergelijke regeling lijken mij evident.
Ten slotte een onderzoek naar de vereenvoudigingswinst en andere mogelijke effecten door de huidige verminderingsregeling in de btw voor natuurlijke personen te vervangen door een omzetgerelateerde vrijstellingsregeling, die ook geldt voor rechtspersonen. Hierdoor ontstaat ook de mogelijkheid voor bijvoorbeeld kleine BV’s om buiten de heffing te blijven. Een goed voornemen. De huidige kleine-ondernemersregeling kan inderdaad wel een update gebruiken. Ik wacht de resultaten met spanning af.
En dat was het dan op btw-gebied.
Lees ook de blogs van andere specialisten omtrent het Belastingplan 2016:
> Jeroen Knol: ''Nivellering nu ook in box 3, alleen met andere argumenten''
> Heleen Elbert: ''Belastingplan 2016: (beperkt) nieuws over de auto''
> Ferry Piek: ''Belastingplan 2016: uitbreiding experimenteerbepaling naar de invordering''
Geef een reactie