Volgens de Raad van State zijn de voorstellen uit het belastingplan uiteenlopende en los van elkaar staande fiscale maatregelen die nauwelijks bijdragen aan de noodzakelijke structurele herziening van onder andere de inkomstenbelasting. Vooral de overgangsregeling van de oldtimerbelasting en de stamrechtvrijstelling moeten het ontgelden.
Oldtimerbelasting
De vrijstelling in de MRB voor oldtimers is een belastinguitgave waarmee volgens de Raad van State terughoudend moet worden omgegaan, omdat dergelijke maatregelen zelden het beoogde effect hebben. ‘In het onderhavige geval lijkt het doel van de overgangsmaatregel te voorkomen dat door een belastingmaatregel mobiel historisch erfgoed met benzinemotoren zou verdwijnen. Los van de vraag of dat ook niet het geval zou zijn bij mobiel historisch erfgoed rijdend op diesel of LPG, blijkt uit de toelichting op geen enkele wijze of en zo ja in welke mate, de overgangsregeling aan dit doel bijdraagt. Hiermee is ook niet duidelijk in welke mate hier een cadeaueffect optreedt, omdat mag worden aangenomen dat echte liefhebbers van oldtimers hun voertuigen ook zonder MRB-vrijstelling zullen blijven onderhouden en rijden.’
In dit verband is volgens de Raad ook van belang hetgeen de Staatssecretaris van Financiën heeft opgemerkt tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplanpakket 2013: ‘Ik wil vanaf de eerste dag allerlei initiatieven vanuit de Kamer temperen om via specifieke fiscale instrumentjes allerlei goede doelen te behartigen. In een tijd waarin je budgettair moet consolideren en waarin subsidiepotjes worden gesloten, is er extra druk om het maar via de fiscaliteit te gaan doen. Daarmee raakt het fiscale systeem steeds verder vervuild. Die toer zou ik niet op willen.’
Volgens de adviescommissie van de Raad van State blijkt uit de toelichting niet wat de milieueffecten van de onderhavige overgangsregeling zijn. Daarnaast wordt betwijfeld of de handhaving van de regeling haalbaar is. Al met al adviseert de Raad dan ook om de overgangsregeling te heroverwegen.
Stamrechtvrijstelling
Een ander voorstel uit het Belastingplan 2014 betreft het voor de toekomst afschaffen van de belastingvrijstelling voor aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon (stamrechtvrijstelling) en het fiscaal stimuleren dat de al bestaande aanspraken ineens (in 2014) worden uitgekeerd. Hoewel er op korte termijn sprake kan zijn van een bijdrage aan het terugdringen van het begrotingstekort, gaat dit volgens de Raad van State ten koste van belastinginkomsten op langere termijn. Daarnaast rijst volgens de Raad de vraag of een bank of een verzekeringsmaatschappij wel zal willen meewerken aan een uitkering ineens.
Ook indien het stamrecht is ondergebracht in een eigen BV (stamrecht-BV) is het ineens uitkeren van een stamrecht niet zonder meer mogelijk, meent de adviescommissie. Zo is veel vermogen in stamrecht-BV's niet liquide te maken, omdat het is aangewend in een onderneming of voor langere tijd is uitgeleend. Ook kunnen tegenvallende beleggings- en ondernemingsresultaten het ineens uitkeren verhinderen. Afschaffing van de stamrechtvrijstelling roept ook de vraag op wat dit betekent voor de arbeidsmarkt. Er zal sprake zijn van een aanzienlijke lastenverzwaring bij ontslaguitkeringen, hetgeen ontslag duurder maakt indien die verzwaring wordt afgewenteld op de werkgever.
Verlenging werkgeversheffing
Onder de voorgestelde fiscale maatregelen valt ook de verlenging van de werkgeversheffing met één jaar (eenmalige heffing bij de werkgever van 16% over het loon van een werknemer voor zover dat loon een bedrag van €150.000 overtreft). De afdeling advisering merkt hierover dat op dat het bij invoering van deze maatregel uitdrukkelijk de bedoeling is geweest de regeling voor één jaar, te weten 2013, te laten gelden. Gelet op deze aankondiging van tijdelijkheid staat de nu voorgenomen verlenging op gespannen voet met bestendig beleid waar burgers rekening mee houden. De verlenging roept dan ook de vraag op waar de burger het vertrouwen aan kan ontlenen dat de maatregel de komende jaren niet opnieuw wordt verlengd.
Meer informatie: Raad van State, Advies W06.13.0258/III
Geef een reactie