Een gemeenteraadslid dat daarnaast in nieuwe richting een bedrijf probeerde op te starten, kon diverse kosten die hij opvoerde niet in aftrek brengen omdat zijn inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden werden aangemerkt of omdat hij de kosten niet goed onderbouwde.
Het gemeenteraadslid voerde onder meer kosten op gemaakt voor verliesgevende activiteiten in Thailand en een werkruimte in een huurwoning. Hij claimde dat zijn inkomsten uit alle activiteiten als winst uit onderneming moesten worden aangemerkt. Ten onrechte, oordeelde rechtbank Gelderland. De inkomsten als raadslid moesten volgens vaste jurisprudentie worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Hij mocht daarvoor autokosten aftrekken omdat hij aannemelijk had gemaakt dat hij zich vanwege een handicap niet op een andere manier kon vervoeren. Voor de activiteiten in Thailand waren slechts kosten gemaakt. Er was nog geen enkele omzet genereerd. Ook voor de toekomst was er geen objectieve voordeelsverwachting. Hij kon dan ook de kosten gemaakt voor die activiteiten niet in aftrek brengen.
Werkruimte
Toen bleef over de door hem in zijn huurwoning met toestemming van de verhuurder gemaakte werkruimte. Die besloeg bijna een derde van de woning, had een zelfstandige opgang en een aansluiting voor sanitair. Omdat hij vergat deze als huurrecht aan te merken (zie: Volledige huurkosten aftrekbaar bij werkkamer in huurwoning) en die keuze cijfermatig te onderbouwen, kon hij hiervoor geen kosten aftrekken omdat die door het ontbreken van sanitair niet als zelfstandige werkruimte gold.
Wet: artikel 3.16, artikel 3.30, artikel 3.94 en 3.95 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 22 september 2016 (gepubliceerd 5 oktober 2016), ECLI:NL:RBGEL:2016:5070
Geef een reactie