Dient iemand na 1 april maar voor 1 juli een aangifte in? Dan is het in rekening brengen van belastingrente mogelijk in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Een buitenlands belastingplichtige ontving een uitnodiging tot het doen van aangifte inkomstenbelasting 2015 in Nederland. De man deed voor 1 juli 2016 aangifte en ontving vervolgens met dagtekening 31 december 2016 een aanslag. Hierbij was belastingrente in rekening gebracht. In geschil bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de verschuldigdheid van belastingrente. Niet in geschil is dat de berekening van belastingrente in overeenstemming is met de wet. De rechtbank overweegt dat de belastingrenteregeling, anders dan de heffingsrenteregeling, is gebaseerd op de verzuimgedachte. Als verzuim wordt gezien het niet tijdig doen van aangifte. Wettelijk gezien brengt de Belastingdienst daarom geen rente in rekening als de aangifte inkomstenbelasting 2015 voor 1 april 2016 wordt ingediend. Van verzuim is ook geen sprake als voor 1 juli 2016 de aangifte wordt ingediend, toch wordt dan belastingrente verschuldigd.
Opgewekt vertrouwen en zorgvuldigheidsbeginsel
De uitnodigingsbrief wekt volgens de rechtbank het vertrouwen op bij de buitenlands belastingplichtige dat een aangifte die voor 1 juli 2016 is gedaan, tijdig is gedaan en daarom geen belastingrente is verschuldigd. Bovendien kon de man pas na 18 april 2016 aangifte als buitenlands belastingplichtige digitaal doen en zou er per definitie al sprake zijn van een ‘verzuim’.
De uitnodiging voor de belastingaangifte is volgens de rechtbank bovendien in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Vanwege de verzuimgedachte van de belastingrenteregeling is een zorgvuldige communicatie door de Belastingdienst noodzakelijk en daar hoorde de melding over de verschuldigdheid van belastingrente bij. Bovendien voerde de Belastingdienst in afwijking van de wet voor binnenlandse belastingplichtigen voor belastingjaren 2014 tot en met 2017 als beleid geen belastingrente in rekening te brengen aangiften tijdig, maar na 31 maart, werden ingediend.
Wet: art. 30fc lid 4 AWR
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 september 2018 (gepubliceerd 2 april 2019), ECLI:NL:RBZWB:2018:5511
Geef een reactie