Het Register Belastingadviseurs kan zich niet vinden in het initiatiefswetsvoorstel over het laten vervallen van enkele fiscale regelingen en het vervangen van het box 2-tarief door een progressief tarief en plaatst enkele kritische kanttekeningen.
Met het wetsvoorstel wordt een voorschot genomen op een bredere belastingherziening dan wel stelselwijziging, waarin kapitaal zwaarder belast gaat worden, al dan niet in combinatie met een vermindering van de belastingheffing op arbeid. Het wetsvoorstel c.q. advies van de Raad van State zijn aanleiding voor het Register Belastingadviseurs (RB) tot het maken van de volgende opmerkingen.
Tarief box 2
De initiatiefnemers willen met het voorstel de belastingheffing van aanmerkelijkbelanghouders meer in balans brengen met die van werknemers. Volgens het RB miskennen de initiatiefnemers het feit dat de belastingheffing van aanmerkelijkbelanghouders vergeleken moet worden met de belastingheffing van ondernemers in de inkomstenbelasting en niet met werknemers. Voor een juiste vergelijking moet volgens het RB de belastingdruk voor ondernemers in de inkomstenbelasting vergeleken worden met de gecombineerde (VPB en IB) belastingdruk voor aanmerkelijkbelanghouders. Op dit moment heeft box 2 een aanzuigende werking omdat daadwerkelijk gerealiseerde rendementen worden belast op basis van een winstbelasting en niet op basis van forfaitaire belastingheffing in box 3. Dit kan in de toekomst versterkt worden indien voor box 3 een vermogensaanwasbelasting wordt geïntroduceerd. Het RB is van mening dat problemen in de belastingheffing van box 3 niet opgelost moeten worden met een hoog aanmerkelijk belang tarief van 40,59%. Het RB is overigens van mening dat de overheid de problemen in de box 3 op korte termijn moet aanpakken en oplossen.
Doorschuifregeling aanmerkelijk belang
De initiatiefnemers stellen voor om de doorschuifregeling aanmerkelijk belang af te schaffen om eindeloos doorschuiven te voorkomen. Het RB merkt hierbij op dat deze mogelijkheid sinds 2010 alleen nog van toepassing is voor ondernemingsvermogen en niet meer voor beleggingsvermogen. Door deze doorschuifregeling af te schaffen vloeit veel liquiditeit uit mkb-bedrijven hetgeen ten koste gaat van de toekomstige bedrijfsinvesteringen. Het RB verwacht dat het afschaffen van de doorschuifregeling aanmerkelijk belang ten koste zal gaan van economische groei. Het RB roept de initiatiefnemers daarom op om de doorschuifregeling aanmerkelijk belang niet af te schaffen.
Aanpassing van de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijk-loonregeling
Voorgesteld wordt om deze korting af te schaffen. Het Register Belastingadviseurs is op zich niet tegen deze afschaffing. De praktijk gaat in de regel immers al uit van het (volledige) salaris dat gebruikt wordt in de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Het voorstel lijkt ons – gelet op deze geluiden in de praktijk – dan ook een oplossing voor een niet bestaand probleem. Het voor dit gedeelte van de voorgestelde wetswijziging ingeboekte bedrag lijkt ons dan ook weinig reëel. Met de voorgestelde wijziging lijkt zich echter een nieuw bezwaar aan te dienen: de verleiding voor de Belastingdienst om in haar berekeningen van een in haar ogen acceptabel dga-salaris altijd een ‘plus’ in te bouwen van 25%, om daarmee de veronderstelde doelmatigheidsmarge te corrigeren. Dat lijkt ons onjuist. En verder wijzen wij er nadrukkelijk op dat de bewijslast voor de hoogte van het salaris (voor zover dit boven het in de wet genoemde minimumbedrag ligt) doorgaans bij de Belastingdienst berust.
Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)
Om de faciliteit zo ingrijpend in te krimpen als in het initiatiefwetsvoorstel wordt voorgesteld, is het kind met het badwater weggooien. Het ontmoet in de ogen van het Register Belastingadviseurs geen bezwaar om de regeling te terug te brengen naar haar oorspronkelijke doel. ‘Reculer pour mieux sauter’ zogezegd. Bij deze hersteloperatie (denk aan verlaging van de vrijstelling of oprekking van de duur van de voortzettingsperiode) kunnen tevens enkele zich regelmatig in de praktijk aandienende problemen opgelost kunnen worden. Denk daarbij aan de fiscale positie van de niet voortzettende kinderen/bedrijfsopvolgers en de gevolgen van een faillissement binnen de voorzettingsperiode. Maar de nu gedane voorstellen doen aan het belang van de bestaande regeling geen enkel recht.
Bron: RB, 15 september 2022
Geef een reactie