De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs is het met het kabinet eens dat de boetegrondslag in sommige situaties niet toereikend is. De NOB meent echter dat de invoering van een ‘strekkingsvereiste’ in de boetegrondslag, en de wijze waarop die invoering nu onderbouwd wordt, conceptueel onjuist is en de geschetste problemen niet oplost. Dit schrijft de NOB in een reactie op het wetsvoorstel/internetconsultatie Fiscale verzamelwet 2025.
In de reactie gaat de NOB in op het ambtshalve proces voor het vaststellen van aanslagen inkomstenbelasting, de boetegrondslag en de introductie van een meewerkverplichting bij boetes.
De NOB vraagt zich af hoe de Belastingdienst zal omgaan met het (al dan niet automatisch) opleggen van verzuimboetes in teruggaafsituaties of in situaties waarin de grens van artikel 9.4 lid 1 sub a Wet IB 2001 niet te boven gegaan wordt. Dit kan met name voor kwetsbare belastingplichtigen niet goed uitpakken.
De NOB is met het kabinet van mening dat de boetegrondslag zoals die nu in de artikelen 67cc, 67d, 67e en 67f AWR is opgenomen in sommige situaties niet toereikend is. De NOB meent echter dat de invoering van een ‘strekkingsvereiste’ in de boetegrondslag, en de wijze waarop die invoering nu onderbouwd wordt, conceptueel onjuist is en de geschetste problemen niet oplost. Het strekkingsvereiste heeft in het conceptwetsvoorstel een wezenlijk andere functie dan het strekkingsvereiste in het fiscale strafrecht.
De introductie van een meewerkverplichting ten behoeve van boetes
De NOB onderschrijft het belang van waarheidsvinding. Het belang van waarheidsvinding is niet ongelimiteerd. Er moet rekening gehouden worden met de rechten die zijn neergelegd in verschillende mensenverdragen en met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Hof van Justitie van de Europese Unie . Ook is van belang dat duidelijk blijkt waar de bevoegdheden van de inspecteur ten aanzien van de waarheidsvinding beginnen en eindigen. Volgens de NOB blijkt dit onvoldoende uit het conceptwetsvoorstel en de bijbehorende concept-MvT.
De NOB doet een aantal suggesties betreffende de invoering van een additionele informatieplicht bij het opleggen van bestuurlijke boetes. Er lijkt in de memorie van toelichting geen aandacht te zijn voor de doorwerking van artikel 67h AWR naar (boetebepalingen in) andere wetten dan de AWR. De NOB vraagt in het bijzonder aandacht voor de doorwerking van artikel 67h AWR naar de boetebepaling in artikel 11 lid 2 WIBB.
Bron: NOB, 18 september 2023
Geef een reactie