De juridische splitsing is civielrechtelijk geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Een vorm van juridische afsplitsing vormt de ruziesplitsing. Hierbij is het mogelijk om niet alleen de rechtspersonen juridisch te splitsen, maar vindt tegelijkertijd ook een scheiding van de aandeelhouders plaats.
Juridisch is een onderscheid te maken tussen een zuivere splitsing en een afsplitsing. Bij een zuivere splitsing gaat het vermogen van een rechtspersoon op het splitsingsmoment van rechtswege en onder algemene titel over naar twee of meer andere rechtspersonen. De aandeelhouders van de splitsende vennootschap verkrijgen bij splitsing de aandelen in een of meer van de verkrijgende vennootschappen. De splitsende vennootschap houdt hierbij van rechtswege op te bestaan.
Ruziesplitsing
Bij een afsplitsing gaat een gedeelte van het vermogen van een vennootschap over naar een of meer andere vennootschappen. De afsplitsende vennootschap blijft hierbij bestaan. Bij een afsplitsing moet de verkrijgende vennootschap aandelen uitreiken aan de aandeelhouders van de splitsende vennootschap. Als deze laatste de afgesplitste vennootschap opricht, is het niet nodig. Op deze wijze kan dus een holdingstructuur worden gecreëerd. De ruziesplitsing is de zuivere splitsing waarbij een B.V. of N.V. met twee of meer aandeelhouders juridisch wordt gesplitst in twee of meer verschillende B.V.’s of N.V.’s met elk één aandeelhouder.
Overgang onder algemene titel
Wanneer in het kader van een splitsing onroerende zaken onder algemene titel overgaan is in beginsel sprake van een belaste verkrijging voor de overdrachtsbelasting. Om te voorkomen dat de overdrachtsbelasting in de weg staat aan een noodzakelijke herstructurering van de onderneming, geldt onder voorwaarden een vrijstelling van overdrachtsbelasting bij een splitsing. Er moet dan wel sprake zijn van zakelijke overwegingen en de heffing van overdrachtsbelasting moet een belemmering zijn voor een noodzakelijke herstructurering.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 1 november 2018
In een uitspraak van Hof Den Bosch van 1 november 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4542, ging het om een constructie waarbij het doel was om met gebruikmaking van de splitsingsfaciliteit overdrachtsbelasting onbelast onroerende zaken te kunnen overdragen. G B.V. bezat 75% van de aandelen in K B.V. en H B.V. bezat 25% van de aandelen in K B.V. Deze aandeelhouders gingen met J B.V. in overleg over de verkoop van de aandelen in K B.V. In deze laatste B.V. zaten onder meer diverse onroerende zaken, een stamrecht- en een tweetal pensioenverplichtingen. J B.V. was niet geïnteresseerd in deze vermogensbestanddelen. Doel van de verkoop van de aandelen in K B.V. was om door synergie en rationalisering de kosten te beheersen, de rentabiliteit te verbeteren en de werkgelegenheid te verbeteren. Aangezien J B.V. niet geïnteresseerd was in overname van voornoemde (onroerende) zaken, was het plan opgevat om de niet gewenst vermogensbestanddelen af te splitsen naar een nieuw op te richten zustervennootschap.
Uitstellen belastingheffing
In geschil bij Hof ’s-Hertogenbosch is de toepassing van de splitsingsvrijstelling overdrachtsbelasting. Het hof oordeelt dat uit de na afsplitsing plaats gevonden hebbende overdracht van de aandelen in de afsplitsende B.V. volgt een bewijsvermoeden ten nadele van de B.V. die de onroerende zaken verkreeg. Door de aandelenoverdracht worden zakelijke overwegingen niet aanwezig geacht, tenzij de B.V. die de onroerende zaken verkreeg, het tegendeel aannemelijk kan maken. Het hof oordeelde dat de afsplitsing in overwegende mate was gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Het hof kent daarbij een zwaar gewicht toe aan de intentieverklaring. Hierin was opgenomen dat de verkrijgers van de aandelen in K B.V. € 115.000 meer moesten betalen als de gewenste vrijstelling van overdrachtsbelasting niet zou worden verleend. Het niet realiseren van de beoogde vrijstelling overdrachtsbelasting, leidt er dus niet toe, dat de verkoop van de aandelen in K B.V. aan J B.V. ongedaan zou worden gemaakt. Een verhoging van de verkoopprijs van de aandelen is dus niet van invloed op en was niet noodzakelijk voor de op zakelijke overwegingen gestoelde samenvoeging van de werkzaamheden van K B.V. en J B.V. Volgens het hof staat vast dat de keuze om de onroerende zaken uit K B.V. te halen via een beroep op de afsplitsing, met een beroep op de hiervoor geldende vrijstelling, niet is ingegeven door zakelijke overwegingen. De keuze voor deze wijze van herstructureren is ingegeven vanuit het doel om de onroerende zaken onbelast door de B.V. die deze onroerende zaken kreeg, te verkrijgen.
Rechtbank Gelderland 16 januari 2019
Een ruziesplitsing was aan de orde in een uitspraak van Rechtbank Gelderland 16 januari 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:142. Een broer en zus bezaten ieder 50% van de aandelen in F B.V. Zij waren ook ieder bestuurder van deze B.V. Deze B.V. had een deelneming in G B.V. De bezittingen van G B.V. bestonden uit vorderingen op groepsmaatschappijen en verbonden vennootschappen. Ook bezat G B.V. onroerende zaken. De broer had daarnaast ook alle aandelen in een B.V. Deze B.V. exploiteerde een juweliersbedrijf. De B.V. van de broer had een 100%-deelneming in I B.V. Vooruitlopend op de juridische splitsing is de vordering van G B.V. op I B.V. gecedeerd aan F B.V. Deze vordering op I B.V. en een vordering van F B.V. op H B.V. zijn bij de juridische splitsing overgegaan op J B.V., een nieuwe B.V. van de broer. De aandelen in G B.V. zijn daarbij overgegaan op een door de zus opgerichte nieuwe B.V., X B.V. J B.V. en X B.V. hebben beide ruim € 105.000 aan liquide middelen ontvangen, daarbij is X B.V. overbedeeld. J B.V. heeft een vordering gekregen van € 290.000.
Slechte verhouding
In geschil bij Rechtbank Gelderland is de toepassing van de ruziesplitsingsvrijstelling voor de overdrachtsbelasting vanwege de verkrijging van de onroerende zaak door X B.V. Volgens de rechtbank mocht X B.V. de splitsingsfaciliteit in de overdrachtsbelasting toepassen. Redenen daarvoor waren de slechte verhouding tussen broer en de zus en de zakelijke overwegingen die aan de juridische splitsing ten grondslag lagen. De rechtbank verwijst verder naar het doel dat de zus wilde bereiken, namelijk het opheffen van het bestuursvacuüm, het niet verder laten oplopen van de rekening-courant door de broer en het kunnen optreden tegen het eventueel niet betalen van de huur door I B.V. In het licht van de omstandigheden is aannemelijk dat het doel van de splitsing niet was het ontgaan van overdrachtsbelasting.
Opmerkelijk
Opmerkelijk is dat bij deze laatste uitspraak voor de vennootschapsbelasting, na gemaakt bezwaar, uiteindelijk werd geoordeeld dat de afsplitsing zakelijk was en belanghebbende wel een beroep kon doen op de faciliteit in de vennootschapsbelasting. De inspecteur had hierbij echter laten meewegen dat door de juridische afsplitsing geen meerwaarden aanwezig waren in de over te dragen vermogensbestanddelen. Naar mijn mening speelt hierbij ook een rol dat het verlenen van de faciliteit in de overdrachtsbelasting leidt tot afstel van belastingheffing, terwijl voor de vennootschapsbelasting in beginsel sprake zal zijn van uitstel van belastingheffing.
Wet: art. 15 lid 1 onderdeel h WBR en art. 5c lid 1 UB WBR
Rechtspraak: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 1 november 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4542 en
Rechtbank Gelderland 16 januari 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:142
Geef een reactie