Doordat grond praktisch naadloos overgaat van pacht naar ondernemingsvermogen moet bij de waardebepaling van die grond rekening worden gehouden met het recht van gebruik en genot. Hierdoor is de waarde op de openingsbalans lager dan de waarde in niet-verpachte staat.
Een echtpaar was op huwelijkse voorwaarden gehuwd. De man was akkerbouwer met een eigen bedrijf dat op zijn naam staat. Hij pachtte ongeveer 50 ha cultuurgrond van zijn vrouw. Eind 2000 werd de pachtovereenkomst ontbonden. Op 1 januari 2001 gingen de man en de vrouw een maatschap aan waarbij de vrouw het recht van gebruik en genot van de 50 ha cultuurgrond inbracht. Volgens de inspecteur bedroeg de boekwaarde van de grond op de buitenvennootschappelijke openingsbalans € 1.021.006. Deze waarde is in de loop der jaren niet gewijzigd. Vast staat dat de waarde in niet-verpachte staat € 2.042.011 bedraagt. In juli 2009 overleed de man, waarna de vrouw in 2010 haar onderneming staakte. Zij verkocht 49 ha van de grond aan de Staat voor € 1.750.000. De inspecteur rekent het verschil tussen de boekwaarde en de opbrengst van de grond ad € 728.994 tot het belastbaar inkomen 2010. De vrouw vond dat niet terecht en ging in beroep.
Waardevaststelling
Voor Hof Amsterdam is het de vraag of de boekwaarde van de grond op de openingsbalans op een juist bedrag is gesteld. Volgens het hof moet het einde van de pachtovereenkomst (zonder vergoeding) in samenhang worden gezien met het aangaan van de maatschap. Dit volgt uit het feit dat de man voor zijn akkerbouwbedrijf de grond van zijn vrouw nodig had en het feit dat zij gehuwd zijn. Doordat volgens de maatschapsakte de man diverse eerste rechten op de grond heeft als de maatschap wordt ontbonden, is het hof van mening dat bij de waardering op de openingsbalans rekening moet worden gehouden met het op de gronden rustende recht van gebruik en genot. In feite is het ter beschikking stellen van de gronden in dienst van het akkerbouwbedrijf vanaf 1 januari 2001 in gewijzigde juridische vorm voortgezet. Vanaf het moment waarop de gronden tot het (buitenvennootschappelijk) ondernemingsvermogen van de vrouw zijn gaan behoren, zijn de gronden niet meer vrij opleverbaar. Dit moment valt overigens samen met het moment van inbreng van het recht van gebruik en genot van de gronden in de maatschap. Vanaf dat moment vormt het in de maatschap ingebrachte recht van gebruik en genot een factor die de waarde van de gronden vermindert. De inspecteur heeft de boekwaarde van de openingsbalans terecht gesteld op 50% van de waarde in niet-verpachte staat. De aanslag is tot het juiste bedrag vastgesteld.
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam 03 mei 2018 (gepubliceerd 20 juni 2018) (ECLI:NL:GHAMS:2018:1612)
Geef een reactie