Als de inspecteur alsnog volledig aan het bezwaar van een belastingplichtige tegemoetkomt, moet de rechter ook een oordeel geven over de rechtmatigheid van de met dat besluit verbonden dwangsombeschikking, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
Een belastingplichtige had in oktober 2015 de inspecteur in gebreke gesteld wegens het niet tijdig doen van een uitspraak op haar bezwaar. De inspecteur kwam een paar weken later alsnog volledig tegemoet aan het bezwaar van belanghebbende, maar hij kende geen dwangsom toe. Belanghebbende maakte hiertegen bezwaar en informeerde de rechtbank dat zij de dwangsombeschikking betwistte. De inspecteur kende uiteindelijk een dwangsom van € 310 toe. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk, omdat zij geen procesbelang meer zou hebben. De Hoge Raad was het echter met belanghebbende eens dat de rechtbank een oordeel had moeten geven over de dwangsombeschikking. De Hoge Raad besliste dat de rechter in de procedure over het niet tijdig nemen van het besluit ook een oordeel moet geven over de beschikking met betrekking tot de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. Hetzelfde geldt in dit geval waarbij een bestuursorgaan bij beschikking beslist dat de belanghebbende geen recht heeft op een dwangsom. De rechtbank had dus het beroep voor zover dat betrekking had op de dwangsom ten onrechte niet in behandeling genomen. Tot cassatie hoefde dit echter niet te leiden, omdat de inspecteur de door belanghebbende verlangde dwangsom al tot het juiste bedrag had vastgesteld.
Wet: artikelen 4:17, 4:19, lid 1, en 8:55c Awb
Meer informatie: Hoge Raad, 6 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:1
Geef een reactie