Uit een uitspraak van Hof Arnhem blijkt dat de belastingrechter in een geschil goed moet nagaan of sprake is van een beroep tegen een fictieve weigering om een beslissing te nemen. Hij moet een dergelijke weigering namelijk ook in behandeling nemen.
Een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag is automatisch ook gericht tegen een eventuele boete in het bedrag van de aanslag. Dit is alleen anders als de belanghebbende nadrukkelijk verklaart dat hij de boete niet aanvecht. Als de inspecteur alleen het bezwaar tegen de aanslag afwijst en niets zegt over de boete, heeft hij dus geen uitspraak gedaan op het bezwaar tegen de boete. In dat geval is sprake van een zogeheten fictieve weigering, waartegen de belanghebbende ook in beroep kan gaan.
Terugverwijzing
In de zaak voor Hof Arnhem had de belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen drie navorderingsaanslagen met vergrijpboetes. De Belastingdienst had de bezwaren tegen de aanslagen niet-ontvankelijk verklaard, maar niets gezegd over de boetes. Toen de belanghebbende in beroep ging, oordeelde de rechtbank alleen dat het beroep tegen een navorderingsaanslag niet ontvankelijk was. Het hof stelde dat het beroep tegen de navorderingsaanslag ook een beroep omvatte tegen de fictieve weigering van de inspecteur om uitspraak te doen over het bezwaar tegen de boetes. Het hof verwees de zaak terug naar de rechtbank om alsnog de fictieve weigering in behandeling te nemen.
Wet: artikel 6:2 Awb en artikelen 24a, tweede lid en 27q AWR
Meer informatie: Hof Arnhem, 15 mei 2012 (gepubliceerd 1 juni 2012), LJN: BW7252
Geef een reactie