Volgens rechtbank Breda kan ook sprake zijn van een verkrijging krachtens erfrecht (en niet krachtens koop) wanneer de verkrijger de koopsom zoals bepaald in het testament niet tijdig betaalt.
In het testament van een overleden man was een legaat van de eigen woning voor zijn partner opgenomen. De partner moest voor de verkrijging van de eigen woning binnen drie maanden na overlijden een in het testament bepaalde koopsom betalen. In de aangifte erfbelasting namen de erfgenamen (niet de partner) van de man de woning op voor een hoger bedrag dan deze koopsom. De inspecteur constateerde vervolgens voor de partner alsnog een verkrijging krachtens erfrecht.
De partner betoogde dat geen sprake kon zijn van een verkrijging krachtens erfrecht omdat zij de koopsom later had betaald dan binnen de in het testament aangegeven termijn. Volgens de partner was om die reden sprake van een verkrijging krachtens koop. Bovendien stelde de partner dat de waarde van de woning niet hoger kon zijn dan het door haar betaalde bedrag, nu haar verhouding met de erfgenamen dusdanig slecht was dat deze nooit de bedoeling zouden kunnen hebben om haar te bevoordelen. De rechtbank was van mening dat de te late betaling niet afdeed aan het feit dat sprake was van een verkrijging krachtens erfrecht. Voorts had de partner niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning lager was dan het in de aangifte erfbelasting opgenomen bedrag. Wel merkte de rechtbank op dat in de aangifte nog geen rekening was gehouden met de vrijstelling voor partners (artikel 32 lid 1 sub 4, onderdeel e SW (oud)). De rechtbank paste deze vrijstelling alsnog toe, waardoor de belastbare verkrijging voor de partner werd verminderd.
Wet: artikel 32 lid 1 sub 4 onderdeel e SW (oud)
Meer informatie: Rechtbank Breda, 9 mei 2012 (gepubliceerd op 25 juni 2012), nr. 10/17248, LJN: BW9275
Geef een reactie