De Rechtbank Den Haag heeft de eis van Privacy First om het UBO-register buiten werking te stellen, afgewezen. Wel stelt de voorzieningenrechter in het vonnis te begrijpen dat er twijfel is aan de rechtsgeldigheid van de anti-witwasrichtlijn die ten grondslag ligt aan het UBO-register.
Het UBO-register is voortgekomen uit de vierde en vijfde Europese anti-witwasrichtlijn. Deze richtlijn verplicht EU-lidstaten om persoonsgegevens van de ‘ultimate beneficial owners’ (UBO) van ondernemingen te registreren en voor het publiek openbaar te maken. Deze openbaarheid moet een afschrikkende werking hebben op personen die bijvoorbeeld plannen zouden hebben om geld wit te wassen of terroristische activiteiten te financieren.
Stichting Privacy First stapte naar de voorzieningenrechter vanwege grote bezwaren tegen de ‘zeer privacygevoelige informatie’ die ruim 1,5 miljoen Nederlandse entiteiten sinds eind september 2020 verplicht moeten registreren over hun ‘uiteindelijk belanghebbenden’. In Nederland is het UBO-register is gekoppeld aan het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Volgens Privacy First heeft het UBO-register eerder ‘zwartmaken’ tot gevolg dan dat het witwassen zal tegengaan. “Om witwassen tegen te gaan en terrorismefinanciering te bestrijden, is geen UBO-register nodig, in ieder geval geen register dat voor iedereen openbaar toegankelijk is,” zo motiveerde de stichting de aankondiging om naar de rechter te gaan. Bij de Haagse voorzieningenrechter vorderde Privacy First buitenwerkingstelling dan wel schorsing van het UBO-register, of om in ieder geval het openbare karakter van de betreffende gegevens te schrappen.
Staat kan niet in strijd met richtlijn handelen
De rechter kan deze vorderingen echter alleen al niet toewijzen omdat de Staat in dat geval niet meer volledig zou voldoen aan de verplichting uit de vijfde anti-witwasrichtlijn om een openbaar UBO-register in te richten. Ook een tijdelijke buitenwerkingstelling wordt afgewezen. “De Staat kan niet in een positie worden gebracht waarin hij evident in strijd handelt met die richtlijn.” Een oordeel over de rechtmatigheid van een Europese richtlijn komt nu eenmaal toe aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, en die heeft zich er tot op heden niet over uitgesproken.
Een en ander maakt hierdoor dat Privacy First ‘op de muziek vooruit loopt’, vindt de rechter. “In kort geding is geen ruimte voor een toets van de rechtmatigheid van de door Privacy First ter discussie gestelde onderdelen van de Nederlandse implementatiewetgeving, die immers een directe vertaling vormen van dwingend voorgeschreven bepalingen uit AMLD4 en AMLD5.” Zo’n toets zou ook – indirect – een oordeel vragen over de rechtmatigheid van de anti-witwasrichtlijnen, en daar waagt de voorzieningenrechter zich niet aan.
Twijfel rechtsgeldigheid anti-witwasrichtlijn
Dat neemt niet weg dat de kortgedingrechter begrijpt dat er twijfel kan bestaan ‘over de rechtsgeldigheid van (onderdelen van) de aan de Nederlandse UBO-wetgeving ten grondslag liggende AMLD4 en AMLD5’, als het aankomt op de openbaarheid van gegevens. De rechter volgt op dit punt een kritisch advies van de Europese privacy-toezichthouder EDPS (European Data Protection Supervisor) en merkt op dat niet valt uit te sluiten dat de hoogste Europese rechter zal oordelen dat het openbare karakter van het UBO-register zich niet verhoudt met het privacyrichtlijnen.
De Nederlandse voorzieningenrechter stelt echter zelf geen prejudiciële vragen aan het Europese Hof op verzoek van Privacy First, zo staat in het vonnis. Soortgelijke vragen zijn namelijk al in november vorig jaar door een Luxemburgse rechter gesteld, waardoor de vragen al bij de Europese rechter liggen.
Privacy First beraadt zich nog op hoger beroep tegen het vonnis. Volgens de advocaat van de stichting, Otto Volgenant, wordt ‘van alle kanten betwijfeld of het UBO-register wel een effectief middel is in de strijd tegen witwassen en terrorisme’. “Het is met een kanon op een mug schieten. De hoogste Europese rechter, het Hof van Justitie van de EU, zal hier uiteindelijk over oordelen. Ik verwacht dat die een streep door het UBO-register zet.”
Dit artikel is eerder verschenen op advocatie.nl
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 18 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:2457
Online cursus meldplicht grensoverschrijdende constructies
Sinds 1 januari 2021 moeten intermediairs en/of belastingplichtigen potentieel agressieve grensoverschrijdende fiscale constructies melden. Weet u precies wat er gemeld moet worden?
Geef een reactie