De Invorderingswet kent een bepaling om oud-aandeelhouders van leeggehaalde bv’s onder voorwaarden aansprakelijk te stellen voor onbetaalde belastingschulden. Volgens advocaat-generaal (A-G) IJzerman is deze bepaling alleen van toepassing op aandeelhouders die natuurlijke personen zijn.
De A-G heeft deze conclusie bekend gemaakt naar aanleiding van een cassatieprocedure door de staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van Hof Amsterdam. Voor meer informatie over de hofuitspraak, zie: ‘Bv niet aansprakelijk voor Vpb-schuld na aandelenverkoop’. Op het eerste gezicht lijkt de relevante bepaling niet uit te sluiten dat de mogelijkheid tot aansprakelijkstelling ook toepasbaar is op rechtspersonen. Bovendien was de huidige bepaling bedoeld als een verscherping van haar voorganger. De A-G heeft echter gekeken naar de totstandkoming van het desbetreffende artikel. Hieruit blijkt dat de wetgever de aanmerkelijkbelanghouder in de inkomstenbelasting als uitgangspunt heeft genomen. Dus een natuurlijk persoon. Ook de mogelijkheid tot aansprakelijkstelling bij een vervreemding van een deelneming ziet niet op de holding die de deelneming vervreemdt, maar op de aandeelhouder van de holding.
Wet: artikel 40 IW 1990
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad, 30 juni 2015 (gepubliceerd 14 augustus 2015), ECLI:NL:PHR:2015:1378
Geef een reactie