Diensten en leveringen door sportorganisaties kunnen onder het verlaagd btw-tarief vallen en onder voorwaarden zelfs zijn vrijgesteld. Hoewel de Belastingdienst recreatieve activiteiten niet snel aanmerkt als sportbeoefening, kan de belastingrechter daar anders over denken.
Vrijstelling voor diensten aan leden
Hoe prestaties op sportgebied worden belast binnen de omzetbelasting, is afhankelijk van de soort prestatie. Als een organisatie, die zich (de bevordering van) de beoefening van sport ten doel heeft gesteld, een dienst verleent aan haar leden, is deze dienst in beginsel vrijgesteld. Het Hof van Justitie van de EU (16 oktober 2008, nr. C-253/07) heeft echter geoordeeld dat de sportvrijstelling ook van toepassing is op de prestaties van sportbonden en -organisaties aan de aangesloten sportverenigingen, voor zover de daadwerkelijke/ uiteindelijke ontvangers van de prestaties personen zijn, die doen aan sport.
Uitzondering op vrijstelling voor sportorganisaties
De volgende diensten vallen echter in beginsel niet onder de btw:
- het verlenen van toegang tot wedstrijden, demonstraties en dergelijke; en
- de diensten door watersportorganisaties die voor hun dienstverlening gebruik maken van één of meer werknemers. Deze diensten moeten wel bestaan uit het met behulp van de eigen werknemers verrichten van werkzaamheden met betrekking tot vaartuigen dan wel uit het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen.
Het is echter mogelijk dat de ondernemer met betrekking tot deze prestaties toch geen btw is verschuldigd als het gaat om zogeheten fondswervende activiteiten.
Fondswervende activiteiten
Bij fondswervende prestaties valt te denken aan het maken van reclame op kleding en sportartikelen als tegenprestatie voor sponsoring, kantineactiviteiten en verkoop van clubmaterialen. Zolang de vergoedingen die een sportorganisatie ontvangt voor fondswervende activiteiten een bepaald bedrag niet te boven gaan, zijn deze activiteiten vrijgesteld van btw. Hierbij geldt voor leveringen een maximale jaaromzet van € 68.067. Voor diensten ligt de grens bij een jaaromzet van € 50.000. De grensbedragen voor leveringen en diensten staan los van elkaar. Giften, donaties en contributies waar geen prestaties tegenover staan, worden niet meegerekend in de grensbedragen voor de vrijstelling.
Natuurijsbaan
De minister van Financiën kan bepaalde diensten van sociale of culturele aard aanwijzen als vrijgestelde diensten. Daarbij geldt als aanvullende voorwaarde dat de ondernemer geen winst beoogt en zijn handelingen geen ernstige verstoring van de concurrentieverhoudingen veroorzaken. De minister heeft in dit kader onder andere het geven van de gelegenheid tot sportuitoefening door natuurijsbanen aangewezen als een vrijgestelde prestatie.
Laag tarief
Het gelegenheid geven tot sportbeoefening door andere dan sportverenigingen aan niet-leden valt onder het verlaagde btw-tarief van 6%. De staatssecretaris van Financiën legt het gelegenheid geven tot sportbeoefening uit als ‘het verlenen van het recht om gebruik te maken van een sportaccommodatie die dient voor de actieve sportbeoefening van de mens’.
Dansen
De staatssecretaris ziet dansen in beginsel niet als een sport. Dit is anders bij landelijke en regionale danswedstrijden, danscompetities, internationale danswedstrijden en danskampioenschappen. Maar ook ‘zumba’, ‘nia’, ‘streetdance’ en ‘capoeira’, die allen een danselement hebben, worden aangemerkt als sportbeoefening
Recreatie
Het arrangeren van sportieve teambuilding, personeelsuitstapjes en dergelijke is volgens de staatssecretaris in beginsel te recreatief om te kwalificeren als sport. Maar de belastingrechter is het daar niet altijd mee eens. In een zaak voor Rechtbank Noord-Nederland wist een organisatie aannemelijk te maken dat een groot deel van haar activiteiten waren aan te merken als sportbeoefening. Het ging hierbij om activiteiten als beach volleybal, powerkiten, boogschieten, coast rafting, mountainbiken en branding kanoën. De inspecteur meende dat het hierbij om recreatieve activiteiten ging. De rechter stelde dat naar maatschappelijke opvattingen de activiteiten waren aan te merken als sportbeoefening. Beach volleybal, boogschieten en mountainbiken hebben zelfs de status van Olympische sport. Voor zover de organisatie bij deze sporten ook sportaccommodaties ter beschikking stelde in de vorm van omkleedtrailers en toiletvoorzieningen, vielen de activiteiten onder het verlaagde tarief.
Wet: artikel 9, tweede lid onderdeel a, artikel 11, eerste lid, onderdelen e, f en v en tweede lid en tabel I, onderdeel b, sub 3 Wet OB 1968
Besluit: artikel 7 en bijlage B, onderdeel b, sub 31 Uitv.besl. OB 1968 en Besluit van 4 september 2014, nr. BLKB2014/123M
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 2 december 2014 (gepubliceerd 16 februari 2015), ECLI:NL:RBNNE:2014:6782
Geef een reactie