Wie een duurzaam tehuis in een bepaald land heeft, heeft een grote kans op basis van de belastingverdragen te worden aangemerkt als inwoner van dat land. In een zaak voor Hof Den Haag beweerde een echtpaar dat hun Nederlandse woning geen duurzaam tehuis meer vormde. De inspecteur wist door te wijzen op de slechts beperkte daling in het verbruik van gas, water en licht aannemelijk te maken dat de woning nog steeds werd gebruikt.
Binnenlandse belastingplicht
Voor zowel rechtspersonen als natuurlijke personen (ondernemers en niet-ondernemers) is het van belang te weten waar zij hun vestigings- of woonplaats hebben. Binnenlandse belastingplichtigen worden immers in Nederland belast over hun wereldinkomen of wereldwinst. Simpelweg gezegd betalen buitenlandse belastingplichtigen volgens de nationale wet alleen Nederlandse belasting over inkomen dat of winst die is behaald in Nederland. Informatie over de vestigingsplaats van rechtspersonen kunt u lezen in ‘Zetelverplaatsing door nieuw bestuur’ . In deze verdieping gaan wij in op de woonplaats van natuurlijke personen.
Woonplaatsficties
Vaak zal het duidelijk genoeg zijn in welk land een persoon woont. Toch kunnen er problemen optreden als een persoon op grond van een fictie in de nationale wetgeving wordt geacht in de desbetreffende staat te wonen. In zo’n geval is de kans groot dat twee staten die persoon aanmerken als binnenlands belastingplichtige en over zijn wereldinkomen willen heffen.
Korte tijd uit Nederland
De Wet inkomstenbelasting 2001 kent een fictie met betrekking tot personen die Nederland verlaten maar binnen een jaar weer terugkeren. Deze personen worden geacht ook gedurende de periode van afwezigheid in Nederland te hebben gewoond. Deze fictie geldt niet als de persoon tijdens zijn aanwezigheid heeft gewoond in een andere mogendheid of op een BES-eiland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Ook is het mogelijk om tegenbewijs te bieden door aannemelijk te maken dat men tijdens de afwezigheid als inwoner:
- was onderworpen aan de heffing van een andere EU-lidstaat;
- was onderworpen aan de heffing van een aangewezen mogendheid; of
- viel onder de Wet inkomstenbelasting BES.
In dienst van de Staat
Als een Nederlander in dienstbetrekking staat tot de Staat der Nederlanden, wordt hij steeds geacht in Nederland te wonen als hij is uitgezonden:
- als lid van een diplomatieke, permanente of consulaire vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland; of
- om in het kader van een verdrag, waarbij de Staat partij is, werkzaamheden te verrichten in een andere mogendheid.
Als een werknemer voldoet aan deze voorwaarden, geldt de fictie ook voor zijn partner en zijn kinderen. De fictie geldt niet voor kinderen die 27 of ouder zijn of die niet in belangrijke mate worden onderhouden door de werknemer.
Belastingverdragen
Belastingverdragen kennen in principe hun eigen bepalingen ten aanzien van de woonplaats van de belastingplichtigen. Vaak zal het artikel dat de woonplaats vaststelt verwijzen naar de nationale wetgeving. Dit is ook het geval bij het OESO-Modelverdrag. Als op basis van de nationale wetten iemand twee woonplaatsen heeft, zal het verdrag bepalen welke staat telt als de woonstaat. Het OESO-Modelverdrag bijvoorbeeld doet dit door te kijken in welke staat iemand beschikt over een duurzaam tehuis. Wie in twee staten een duurzaam tehuis heeft, is inwoner van de staat waar het middelpunt van zijn levensbelangen ligt. Geeft dit geen uitsluitsel, dan kijkt het verdrag eerst naar de staat waar de belastingplichtige gewoonlijk verblijft en eventueel naar zijn nationaliteit. Levert dit alles niets op, dan zullen de staten met gezamenlijk overleg eruit moeten komen. Voor zover een belastingbedrag niet duidelijk stelt dat het een wetsfictie honoreert, schuift het zulke ficties opzij.
Beschadigde woning
In een zaak voor Hof Den Haag stelde een echtpaar dat het rond 1 december 2001 was verhuisd naar een huurhuis in België. Zij behielden nog wel hun woning in Nederland, maar volgens hen kwalificeerde dit niet als een duurzaam tehuis. De woning zou namelijk zijn beschadigd bij de sloop van een watertoren die naast de woning stond, en sindsdien niet meer te gebruiken zijn. De belastingrechter constateerde echter dat maar een deel van inboedel in de Nederlandse woning was overgebracht naar de Belgische huurwoning. Ook bleek uit het verbruik van gas, water en elektriciteit dat de woning nog steeds – zij het in mindere mate – werd gebruikt. Omdat ook het middelpunt van de levensbelangen van het echtpaar in Nederland lag, waren zij nog steeds binnenlands belastingplichtig.
Wet: artikel 2.2 IB 2001 en artikel 3 Successiewet 1956
Verdrag: artikel 4 Belastingverdrag tussen België en Nederland
Meer informatie: Hof Den Haag, 25 juni 2014 (gepubliceerd 15 augustus 2014), ECLI:NL:GHDHA:2014:2182
Geef een reactie