Bij het niet voldoen aan de aangifteverplichting volgt omkering van de bewijslast. Ook in dat geval dient de inspecteur zijn stellingen met bewijzen te onderbouwen. Door dat niet te doen, maakt hij zich schuldig aan willekeur.
Een man dreef samen met zijn echtgenote via een vof een handel in doe-het-zelf artikelen. In 2014 deed de ondernemer vrijwillig opgave van buitenlands vermogen in Zwitserland en het aanhouden van een bedrag in contanten. De man gaf aan dat het vermogen op de rekening afkomstig was van de opbrengsten van de onderneming. De Belastingdienst legde daarop voor het jaar 2005 een navorderingsaanslag op. De vennoot vond dat de inspecteur daarbij was uitgegaan van een te hoge omzet. Het geschil belandde bij Rechtbank Noord-Holland.
Verbod van willekeur
De rechtbank oordeelde dat omkering van de bewijslast aan de orde was, omdat de vereiste aangifte niet was gedaan. Maar in dit geval overtrad de inspecteur het verbod van willekeur, aldus de rechtbank. De Belastingdienst had geen concrete aanwijzingen dat de ondernemer in het buitenland omzet had behaald. De Belastingdienst beschikte over voldoende controlemogelijkheden om de omzet en aard van de onderneming te kunnen beoordelen en daarmee concrete aanwijzingen te verzamelen. De Belastingdienst had deze controlemogelijkheden dan ook moeten gebruiken. De rechtbank oordeelde het onredelijk en willekeurig om zonder enig aanknopingspunt inkomsten in aanmerking te nemen bij de ondernemer. Deze verwierp de stelling van de Belastingdienst dat sprake was van opgekomen inkomen uit het buitenland en verlaagde de aanslag.
Wet: Artikel 16 Invorderingswet 1990
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 17 maart 2017 (gepubliceerd 23 maart 2017), ECLI:NL:RBNHO:2017:1287
Geef een reactie