Een auto met slechts een laag aantal kilometers op de teller en geen sporen van gebruik is een ‘nieuwe auto’. Voor zowel Nederlandse als buitenlandse auto’s bepaalt het moment van registratie het toepasselijke bpm-tarief.
Een B.V. had in 2014 op aangifte belasting van personenauto's en motorrijwielen (bpm) voldaan in verband met de registratie van acht personenauto’s afkomstig uit Italië. Deze auto’s waren op 30 of 31 december 2013 voor het eerst toegelaten op de openbare weg in Italië en vertoonden geen sporen van gebruik. De kilometerstanden varieerden van 6 tot 25. De B.V. nam het standpunt in dat het gebruikte personenauto’s betrof en paste daarom op de bpm-bedragen (naar het tarief van 2013) een vermindering toe. Onterecht volgens de inspecteur, omdat het geen gebruikte auto’s betrof. Daarbij moest het bpm-bedrag worden berekend naar het in 2014 geldende tarief. Het Gerechtshof Den Haag was het met de inspecteur eens en oordeelde dat men de auto’s niet kon aanmerken als gebruikte personenauto’s, omdat ze slechts tussen 6 en 25 kilometer hadden gereden en geen sporen van verbruik vertoonden.
HR: nieuwe auto vs gebruikte auto
Volgens de Hoge Raad was deze rechtsopvatting juist, waarbij zij verwees naar het arrest van 29 januari 2016. Onder een nieuwe personenauto wordt verstaan een auto die na vervaardiging ervan niet of nauwelijks in gebruik is geweest. Een auto die niet als zodanig kan worden aangemerkt, is een gebruikte auto in de zin van de Wet bpm. De bpm bij registratie van een nieuwe of gebruikte auto in Nederland wordt bepaald ten tijde van die registratie (dus 2014 voor de auto’s in deze zaak), aan de hand van hen dan geldende tarief. Dit gold ook voor alle in Nederland op de binnenlandse markt aangekochte vergelijkbare nieuwe auto’s, daarom is van onverenigbaarheid met artikel 110 VWEU geen sprake volgens de Hoge Raad. Het begunstigende beleid in de Leidraad bpm 2006 (gebruikte motorrijtuigen ziet o.m. op 'motorrijtuigen waarvoor een kenteken is toegekend, afgegeven, gedateerd en op naam gesteld') is niet overgenomen in het Kaderbesluit bpm die deze Leidraad heeft vervangen. Ten aanzien van auto’s waarvoor bpm is voldaan na de intrekking van de Leidraad, kan dus geen beroep worden gedaan op het beleid dat daarin was neergelegd.
Wet: artikelen 9, 10 en 14a Wet bpm, artikel 8d Uitvoeringsregeling bpm, artikel 110 VWEU, Leidraad bpm 2006, Kaderbesluit bpm van 4 juni 2010 (inmiddels vervangen)
Meer informatie: Hoge Raad, 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:78 en vergelijkbare zaak ECLI:NL:HR:2017:79
Geef een reactie