Staatssecretaris Snel beantwoordt vragen over de reikwijdte van onderdeel 3.3 van het beleidsbesluit van 29 maart 2018 over huwelijk en schenkbelasting.
Onderdeel 3 ziet op het ontstaan of wijzigen van een huwelijksgoederengemeenschap waarbij onderdeel 3.3 ingaat op een algehele gemeenschap van goederen met ongelijke delen.
Snel antwoordt dat in onderdeel 3.3 van het beleidsbesluit van 29 maart 2018 hij de zekerheid geeft dat als de echtgenoot die voorafgaand aan de wijziging van het huwelijksgoederenregime het meestvermogend was na de wijziging gerechtigd blijft tot ten minste 50% van die gemeenschap, dit geen schenking vormt voor de toepassing van de Successiewet 1956.
Hij meent deze zekerheid te kunnen geven binnen de huidige regelgeving, jurisprudentie en de eerdergenoemde goedkeuring uit 2012. Voor situaties die verder gaan, blijft onzekerheid bestaan omdat de regelgeving en jurisprudentie hierover geen uitsluitsel geven. De in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2018 voorgestelde wijzigingen in de schenk- en erfbelasting in relatie tot het huwelijksvermogensrecht konden die zekerheid wel geven voor deze en voor veel andere situaties betreffende het aangaan en wijzigen van huwelijkse voorwaarden; daarover blijft nu dus onduidelijkheid bestaan. Om die reden betreurt hij het dat die wijzigingen geen kracht van wet hebben gekregen.
Momenteel wordt bezien of, en zo ja onder welke voorwaarden, voor een notarieel samenlevingscontract een vergelijkbare goedkeuring kan worden verleend als die voor de in onderdeel 3.2.3 van het beleidsbesluit genoemde huwelijkssituatie met een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding.
Beperkte gemeenschap
Op de vraag of het mogelijk is dat het beleidsbesluit ook betrekking zal hebben op situaties waarin een wijziging naar een beperkte gemeenschap van goederen plaatsheeft, antwoordt Snel dat hij voor een algemene goedkeuring van wijziging naar beperkte gemeenschappen geen toezegging heeft gedaan. Hij is bereid om in een beleidsbesluit aan te geven dat het aangaan van een huwelijk volgens het vanaf 1 januari 2018 geldende wettelijke regime van een beperkte gemeenschap van goederen met gelijke delen niet leidt tot heffing van schenkbelasting. Deze toezegging is opgenomen in onderdeel 3.1 van het beleidsbesluit. Voorts is in onderdeel 3.2.1 aangegeven dat als tijdens het huwelijk door middel van huwelijkse voorwaarden wordt gekozen voor de wettelijke gemeenschap van goederen, dit evenmin een schenking vormt voor de toepassing van de Successiewet 1956. Op de situatie van andere beperkte gemeenschappen wordt ingegaan in het huidige onderdeel 3.4 van het aangepaste beleidsbesluit van 5 juli 20108, welk onderdeel (afgezien van een hernummering; voorheen was het onderdeel 3.2) ongewijzigd is gebleven.
Grote diversiteit
Snel merkt nog op dat zich in de praktijk van het aangaan en wijzigen van (beperkte) gemeenschappen een grote diversiteit aan situaties voordoet. Het is niet mogelijk om in een beleidsbesluit voor al deze situaties aan te geven of er mogelijk sprake kan zijn van een schenking. Of sprake is van een schenking moet aan de hand van de feiten en omstandigheden worden benaderd langs de lijnen van het bestaande schenkingsbegrip.
Zie ook: Geen schenkbelasting bij huwelijk
Meer informatie: Aanbiedingsbrief over het Beleidsbesluit over huwelijk en schenkbelasting 20 juni 2018
Geef een reactie