Hof Den Haag heeft geoordeeld dat bij de toetsing aan het urencriterium men ook de reistijd voor het verrichten van arbeid in dienstverband in aanmerking moet nemen.
Met dit oordeel vernietigde het hof de uitspraak van Rechtbank Den Haag. De rechtbank meende namelijk dat de reistijd in het kader van de dienstbetrekking niet kwalificeerde als werktijd. De motivatie van de rechtbank was dat de werknemer in deze zaak niet betaald werd voor zijn reistijd. Zie voor meer informatie over de zaak: ‘DJ voldeed toch aan urencriterium'. Het hof vindt echter niet van belang of de uren woon-werkverkeer volgens het arbeidscontract kwalificeren als werktijd waarvoor de werknemer loon krijgt. Het is voldoende als het verkeer plaatsvindt met het oogmerk om werkzaamheden te verrichten in dienstbetrekking. Is dat eenmaal het geval, dan moet men van het hof de bestede reistijd rekenen tot de arbeidstijd in loondienst voor de toetsing aan het grotendeelscriterium.
Wet: artikelen 3.6, eerste lid, onderdeel a en 3.76, eerste lid Wet IB 2001
Meer informatie: Hof Den Haag, 8 juli 2015 (gepubliceerd 21 juli 2015), ECLI:NL:GHDHA:2015:2050
Geef een reactie