Als de verkoper van een deelneming op grond van een earn-outregeling nog latere betalingen ontvangt, is een eventuele rente over deze betalingen niet aan te merken als een voordeel uit de deelneming. Deze rentevergoeding valt daardoor niet onder de deelnemingsvrijstelling.
Een B.V. verkocht in 2006 haar 50%-belang in een andere vennootschap tegen € 2,5 miljoen vermeerderd met een variabel deel. Het variabele deel was afhankelijk van de winst over de jaren 2006 en 2007. Verder bevatte de koopovereenkomst een anti-speculatiebeding. In de overeenkomst was bovendien opgenomen dat de koper een rentevergoeding van minstens 6% was verschuldigd over het niet-tijdig betaalde deel van de koopprijs. In 2008 verkocht de koper in strijd met het anti-speculatiebeding de aandelen in de vennootschap. Op dat moment was hij het nog niet-betaalde deel van de koopprijs verschuldigd en een vergoeding voor het schenden van het anti-speculatiebeding.
Vergoeding
Zowel de B.V. als de inspecteur meent dat de vergoedingen vanwege de earn-outregeling en het anti-speculatiebeding zelf onder de deelnemingsvrijstelling vallen. Maar de Belastingdienst stelt dat de rentevergoedingen over deze opbrengsten niet zijn vrijgesteld. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het eens met de fiscus. Het rentebedrag heeft hier het karakter van een vergoeding voor het te laat betalen van de verschuldigde vergoeding. Dat de hoogte van deze vergoeding van tevoren onzeker was, maakt nog niet dat deze vergoedingen behoren tot de verkoopprijs van de deelneming. En dus is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing op de rentebedragen.
Wet: art. 13 Wet Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West Brabant 25 mei 2018 (gepubliceerd 4 december 2018), ECLI:NL:RBZWB:2018:3718
Geef een reactie