Er is pas sprake van een gift als iemand uit vrijgevigheid een rentebetaling op zich neemt die hoger is dan de rente die hij verschuldigd zou zijn bij het aangaan van een geldlening bij een andere zakelijk handelende geldverstrekker. Dit werd duidelijk bij Hof Arnhem-Leeuwarden.
Een lid van een kerkgenootschap had van deze kerk een bedrag van € 100.000 te leen ontvangen, waarmee hij in aandelen belegde. De man bezat de juridische en economische eigendom van de aandelen. Er werd een leningsovereenkomst opgesteld waarin was bepaald dat de man jaarlijks € 7.000 rente betaalde aan de kerk. Volgens hem was de helft hiervan aftrekbaar als gift, omdat de kerk niet optrad als kredietverstrekker maar als belegger. Bij een storting van € 100.000 op een internetspaarrekening zou de kerk niet meer dan 3,5% rente hebben gekregen; dus slechts € 3.500 was zakelijke rente, de rest zou een gift zijn. Hof Arnhem-Leeuwarden was het hier niet mee eens. Van een gift kan pas worden gesproken als de man uit vrijgevigheid een rentebetaling op zich had genomen die hoger was dan de rente die hij verschuldigd zou zijn bij het aangaan van een geldlening bij een andere zakelijk handelende geldverstrekker. De man had echter niet aannemelijk gemaakt dat een andere geldverstrekker bereid zou zijn hem onder dezelfde voorwaarden een bedrag van € 100.000 te lenen, tegen een rentevergoeding die lager was dan 7 %. Ook vanuit het perspectief van de geldverstrekkende kerk was de rente niet te hoog, omdat niet aannemelijk werd gemaakt dat de kerk geen 7% rendement had kunnen behalen met een andere belegging met eenzelfde risico. Er was dus geen sprake van een aftrekbare gift.
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22 oktober 2013 (gepubliceerd op 5 november 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:8005
Geef een reactie