
Heeft een vennootschap geld geleend van een gelieerd buitenlands lichaam, maar kan zij niet aannemelijk maken dat deze lening zakelijk is vanwege een spilfunctie van de schuldeiser? Dan is de rente misschien niet aftrekbaar.
Een Nederlandse tussenhoudstervennootschap, onderdeel van een Zweeds concern, krijgt navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting (vpb) opgelegd voor de jaren 2005 en 2008. De inspecteur weigert namelijk de renteaftrek op leningen die de vennootschap heeft afgesloten met een verbonden lichaam binnen het concern. De vennootschap gaat in beroep tegen deze beslissing, maar hof Den Bosch (NTFR 2021/598) oordeelt in het nadeel van de vennootschap. Nadat de vennootschap met succes in cassatie is gegaan, verwijst de Hoge Raad de zaak naar hof Arnhem-Leeuwarden. Zie ook NTFR 2023/514 en ‘Renteaftrek voor schuld aan verbonden lichaam’.
Niet voldaan aan dubbele zakelijkheidstoets
Hof Arnhem-Leeuwarden beoordeelt of de leningen en de daarmee verband houdende rechtshandelingen in overwegende mate zakelijke overwegingen hadden. De vennootschap stelt dat de leningen zijn verstrekt door een concernonderdeel met een financiële spilfunctie. Het hof oordeelt echter dat de vennootschap onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat dit concernonderdeel daadwerkelijk een financiële spilfunctie vervulde. Hierdoor is niet voldaan aan de dubbele zakelijkheidstoets van de antiwinstdrainagebepaling.
Volstrekt kunstmatige constructie
Daarnaast oordeelt het hof dat de weigering van de renteaftrek niet in strijd is met het EU-recht. De constructie waarbij de leningen zijn verstrekt, wordt gezien als een volstrekt kunstmatige constructie zonder economische rechtvaardiging, enkel opgezet voor belastingbesparing. Het hof verwerpt temslotte ook het beroep op fraus legis.
Geef een reactie