Kosten die een stichting doorberekende aan scholen waarvoor zij de administratie verzorgde, waren niet aan te merken als kosten voor gemene rekening. Het risico werd niet door alle partijen gedeeld. Er was daarom omzetbelasting verschuldigd over de bedragen.
Er is sprake van kosten voor gemene rekening als kosten worden gemaakt voor twee of meer ondernemers die in eerste instantie door een van hen worden betaald. Vervolgens worden deze kosten voor het werkelijke bedrag over de deelnemende ondernemers omgeslagen. Dit gebeurt volgens een tevoren vaststaande verdeelsleutel. Het risico van die kosten moet allen aangaan, volgens de verdeelsleutel. Een stichting die de administratie deed voor verschillende onderwijsinstellingen en vervolgens een deel van die kosten doorbelaste, meende dat sprake was van kosten voor gemene rekening. In dat geval hoefde geen omzetbelasting te worden afgedragen. De inspecteur vond echter dat het ging om een belaste dienst. Het hof oordeelde dat de stichting niet aannemelijk had gemaakt dat het risico de stichting en deelnemende instellingen volgens een vaste verdeelsleutel aanging. De overeenkomst waarin dit was vastgelegd was nooit ondertekend. Dit hofoordeel was feitelijk en kon de Hoge Raad niet op juistheid toetsen. Het hof was van de juiste vooronderstelling uitgegaan en de Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie dan ook ongegrond.
Wet: artikel 11, lid 1, aanhef en letter o Wet OB
Meer informatie: Hoge Raad, 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:981
Geef een reactie