Een dga die een lening verstrekt aan zijn B.V. tegen een bescheiden risico en zonder zekerheid te bedingen, handelt toch zeker als een aandeelhouder? Niet per se, zo oordeelt Rechtbank Gelderland. Als de lening wordt gebruikt voor een project met goede vooruitzichten, zou een onafhankelijke derde ook zo’n lening kunnen verstrekken.
Een man was directeur en enig aandeelhouder van een B.V. Deze B.V. dreef een praktijk op het gebied van training en consultancy inzake fysieke belasting. Daarnaast dreef de man via zijn eenmanszaak een fysiotherapiepraktijk. De man sprak met diverse banken om de financiering van een te bouwen pand te regelen. In dit pand zouden naast de fysiotherapiepraktijk van de man, nieuwe activiteiten zoals fitness, beauty, horeca, sauna en zwembad (health-center) worden ontplooid. De man moest zelf ook een bijdrage leveren door zijn B.V. een bedrag van € 500.000 te lenen. Deze lening was aflossingsvrij en had een looptijd van twintig jaar. De rentevergoeding bedroeg 5,35% per jaar. Als zekerheid had de B.V. een positieve en negatieve hypotheekverklaring afgegeven. De inspecteur meent dat de man bij het verstrekken van de lening heeft gehandeld als een aandeelhouder. Hij meent dat de B.V. onvoldoende zekerheid heeft verstrekt. Ook is de rente te laag. Om de lening te kunnen financieren heeft de dga namelijk een tweede hypotheek tegen 5,35% genomen. Verder stelt de fiscus vast dat de man de lening heeft verstrekt voordat de grond waarop het pand zou worden gebouwd was aangeschaft.
Positieve exploitatie
Maar de rechtbank vind deze argumenten onvoldoende. Partijen met kennis van de markt zagen op het moment waarop de dga de lening verstrekte kans voor een positieve exploitatie van een health center. Ook een onafhankelijke derde zou bereid zijn geweest de B.V. een lening te verstrekken tegen een winstonafhankelijke vergoeding. Dit blijkt ook uit het feit dat de bank ruim na het verstrekken van de lening door de man bereid was de B.V. € 500.000 meer te lenen dan eerst was overeengekomen. Bovendien heeft de inspecteur geen akten getoond die bewijzen dat de lening van de dga was achtergesteld. Al met al vindt de rechtbank aannemelijk dat de lening zakelijk is. Omdat de activiteiten en exploitatie van het health-center inmiddels zijn gestaakt en de B.V. een negatief eigen vermogen heeft, mag de man zijn vordering op de B.V. afwaarderen.
Wet: art. 3.92, eerste lid, onderdeel a en 3.94 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 26 november 2018 (gepubliceerd 29 november 2018), ECLI:NL:RBGEL:2018:5041
Geef een reactie