In een vaststellingsovereenkomst kwamen een nv en de inspecteur overeen de extra verschuldigde belasting over royalty-opbrengsten van de enig aandeelhouder te heffen door extra fictief loon aan te geven in zijn aangifte inkomstenbelasting.
Een man die producer, componist, arrangeur en tekstschrijver was, bracht zijn royalty-opbrengsten onder in een nv. Deze nv was eind 1995 opgericht naar Antilliaans recht. De producer was zelf enig aandeelhouder; de bestuurders waren medewerkers van een trustkantoor op Curaçao. Onder de nv werd een bv gehangen, waarin de eenmanszaak van de producer werd ingebracht. Alle royalty-opbrengsten kwamen toe aan de nv.
Over de jaren 1996 – 2007 speelde een geschil met de Belastingdienst, dat uiteindelijk leidde tot een vaststellingsovereenkomst. Hierin werd onder meer afgesproken dat over de jaren 1996 tot en met 2007 ruim € 1 miljoen extra belasting (Vpb en/of IB) voor de royalty’s was verschuldigd. Deze zou worden geheven doordat de producer in zijn aangifte IB over het jaar 2007 een fictief loon van ruim € 2 miljoen opnam. Zo geschiedde.
De nv wilde vervolgens in haar Vpb-aangifte over het laatst openstaande jaar (2008) het bedrag aan extra loonkosten van de winst aftrekken. Dit werd echter niet geaccepteerd door de inspecteur en Rechtbank Gelderland. De rechter gaf aan dat fictief loon wordt geacht te zijn genoten bij het einde van het betreffende kalenderjaar. De producer had het fictief loon genoten in de periode 1996 tot en met 2007, ofwel in ieder geval uiterlijk in 2007. De loonkosten waren in deze periode bij de nv aftrekbaar. Volgens de rechter bracht een redelijke uitleg van de vaststellingsovereenkomst mee dat de fictieve loonkosten in deze periode werden geacht ten laste van de winst van de nv te zijn gebracht. In 2008 was het in ieder geval te laat.
Wet: artikel 12a Wet LB, artikel 13a Wet LB
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 27 augustus 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2547
Geef een reactie