De aanpak om de arbeidsmarkt te hervormen schiet tekort, omdat deze de arbeidsmarkt niet fundamenteel hervormt. Het vaste contract wordt niet aangepast en er ontbreken samenhangende hervormingen op aanverwante terreinen als de sociale zekerheid en de fiscaliteit. Dat schrijft de Afdeling advisering over het wetsvoorstel om flexwerkers meer zekerheid te bieden en het wetsvoorstel om de beoordeling van arbeidsrelaties te verduidelijken en een rechtsvermoeden in te voeren (VBAR).
Wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers
De maatregelen in dit wetsvoorstel zijn vooral gericht op het duidelijker afbakenen van reeds bestaande mogelijkheden en praktijken rond flexibele arbeid. De maatregelen zullen daarom volgens de Afdeling advisering naar verwachting slechts beperkte effecten hebben. Van het nieuwe bandbreedtecontract, waarbij het verschil tussen het minimale en maximale aantal uren is beperkt tot 30 procent, is de toegevoegde waarde nog onduidelijk. De regering wil daarnaast oproepcontracten verbieden. Het is de vraag in hoeverre zo’n verbod in de praktijk effectief zal zijn. Het wetsvoorstel regelt een aantal uitzonderingen op de maatregelen voor minderjarigen, scholieren en studenten met een bijbaan, die hun meer flexibiliteit bieden, maar tegelijkertijd minder zekerheid en bescherming. Het advies aan de regering is om de rechtvaardiging van deze verschillen in behandeling beter te motiveren.
Wetsvoorstel VBAR
In de toelichting bij het wetsvoorstel VBAR signaleert de regering knelpunten, zoals de kwetsbaarheid van schijnzelfstandigen met een zwakke arbeidsmarktpositie en de houdbaarheid en balans in het socialezekerheidsstelsel bij het toenemende aantal zelfstandigen. Maar aan de oplossing hiervan zal het wetsvoorstel volgens de Afdeling advisering slechts beperkt bijdragen. Dit komt omdat het wetsvoorstel vooral het geldende recht codificeert. Het beëindigen van het handhavingsmoratorium in het kader van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties zal waarschijnlijk effectiever bijdragen aan het tegengaan van schijnzelfstandigheid. Daarbij zal de Belastingdienst de wettelijke verplichting van werkgevers om de loonheffing in te houden bij werknemers weer actief gaan handhaven. Maar ook dat zal de onderliggende problematiek niet wegnemen.
Daarnaast is het de vraag in hoeverre het voorgestelde toetsingskader voor werken ‘in dienst van’ de beoordeling van arbeidsrelaties in de praktijk echt zal vereenvoudigen. Ook van het nieuwe ‘rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst’ kan niet meer dan een beperkte betekenis in de praktijk worden verwacht. Tot slot wijst de Afdeling advisering in haar advies erop dat wanneer bestaande arbeidsrelaties alsnog als arbeidsovereenkomst worden gekwalificeerd, dit ingrijpende gevolgen kan hebben vanwege de verschuldigdheid van pensioenpremies over voorafgaande perioden. Uit de toelichting bij het wetsvoorstel blijkt niet op welke manieren deze risico’s kunnen worden beheerst. Het advies aan de regering is om hier meer aandacht aan te besteden.
Geef een reactie