Hoewel een lening en een financieel product, zoals een renteswap, op verschillende overeenkomsten kunnen berusten, wil dat nog niet zeggen dat zij los van elkaar staan. Onder bepaalde omstandigheden kan de fiscus stellen dat zij samenhangend moeten worden gewaardeerd.
Onlangs heeft Rechtbank Noord-Holland ook geoordeeld dat een renteswap moest worden gewaardeerd in samenhang met een lening. Dit ondanks het feit dat de renteswap op grond van een andere overeenkomst en bij een andere bank tot stand was gekomen dan de lening. De rechter constateerde namelijk dat de overeenkomsten kort na elkaar waren afgesloten. Verder was de hoofdsom van het renteswapcontract gelijk aan de hoofdsom van de leningsovereenkomst. Daarnaast hadden de contractspartijen ook uitdrukkelijk beoogd om met de renteswap het risico van een rentestijging te beperken voor de schuldenaar. Dat deze bedoeling volgens de schuldenaar niet meteen tot zijn recht was gekomen, zodat een nieuwe vaststellingsovereenkomst met terugwerkende kracht was gesloten, deed daar niets aan af. De renteswap had namelijk volgens de rechtbank van meet af aan het renterisico op de lening gedempt.
Wet: artikelen 3.90 en 5.19 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 18 december 2015 (gepubliceerd 23 december 2015), ECLI:NL:RBNHO:2015:11200
Geef een reactie