Uit een uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat het mogelijk is dat twee partijen met betrekking tot de levering van een goed een samenstel van rechtshandelingen opzetten, waardoor uiteindelijk geen sprake is van een vergoeding. In zo’n geval mag de inspecteur de btw-aftrek weigeren.
Met dit arrest lijkt nu eindelijk een einde te zijn gekomen aan een lange procedure met betrekking tot de levering van een schoolgebouw door een gemeente. De gemeente en haar afnemer, een vereniging, waren een vergoeding voor de (op)levering van het schoolgebouw overeengekomen van ruim € 326.000. In de leveringsakte vermeldde de gemeente dat zij afstand deed van haar vordering tot betaling in ruil voor een vordering op de vereniging. Deze koopschuld werd later omgezet in een aflossingsvrije rentedragende leenschuld. Volgens Hof Amsterdam was de koopschuld door deze omzetting voldaan (zie: Btw-aftrek mogelijk voor levering schoolgebouw gemeente). Maar de Hoge Raad zag dat anders. De inspecteur had namelijk onweersproken gesteld dat de gemeente de rente jaarlijks kwijtschold. Ook bleek de gemeente een recht van terugkoop te hebben tegen een overeengekomen koopsom. Zou de vereniging het schoolgebouw aan een derde verkopen, dan moest zij een eventueel deel van de verkoopopbrengst, dat de schuld overtrof, afstaan aan de gemeente. Zo had de gemeente een belang in het overgedragen schoolgebouw behouden. Door het samenstel van rechtshandelingen was feitelijk geen sprake van een vergoeding voor het overgedragen schoolgebouw. De gemeente had daarom geen recht op btw-aftrek. Dat de rechtshandelingen geen schijnhandelingen waren, omdat de partijen het gevolg van deze rechtshandelingen beoogden, deed daar niets aan af.
Wet: artikelen 1, onderdeel a en 8 Wet OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad, 14 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2337
Geef een reactie