Eerder al gaf de Hoge Raad regels over de vaststelling van de hoogte van een immateriële schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch paste deze echter niet juist toe, dus doet de Hoge Raad het over.
In twee arresten waarin de Hoge Raad onlangs oordeelde over een immateriële schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn voor beslechting, verwijst hij eerst terug naar zijn in 2016 gewezen ‘overzichtsarrest’. Hierin oordeelde de Hoge Raad dat als de redelijke termijn is overschreden, het uitgangspunt is dat een schadevergoedingstarief geldt van € 500 per half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden. Bij de gezamenlijke behandeling van meerdere zaken van één belastingplichtige die in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, geldt per fase van de procedure waarin dat het geval was slechts één keer het tarief van € 500 per half jaar. Bij een gezamenlijke behandeling van verschillende belanghebbenden kan een matiging van de schadevergoeding aan de orde zijn, maar dan moeten de zaken in hoofdzaak hetzelfde onderwerp hebben. De periode voor de berekening van de schadevergoeding eindigt op het moment dat de rechter uitspraak doet in de procedure met betrekking tot de hoofdzaak. Als de rechter bij die uitspraak het onderzoek heropent om een nadere uitspraak te doen over het recht op schadevergoeding, moet hij daar uitspraak over doen binnen één jaar na de uitspraak in de hoofdzaak.
Vergoeding bij late uitspraak na heropend onderzoek
In de eerste zaak (ECLI:NL:HR:2017:2874) was een B.V. in bezwaar en beroep opgekomen tegen opgelegde aanslagen vennootschapsbelasting over 1998-2001. Op 18 april 2013 deed het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak in de zaken, en heropende daarbij het onderzoek om een nadere uitspraak te doen over het schadevergoedingsrecht. De nadere uitspraak volgde op 29 september 2016, waarmee de redelijke termijn werd overschreden. Het hof had dit echter niet in aanmerking genomen bij de berekening van de schadevergoeding. De Hoge Raad stelt de schadevergoeding daarom opnieuw vast. De totale overschrijding van de redelijke termijn met 117 maanden geeft in beginsel recht op een vergoeding van € 10.000. Omdat de drie zaken van de B.V. in kwestie echter gezamenlijk waren behandeld met de zaken van andere partijen, geldt een matiging waardoor voor de zaken gezamenlijk recht bestaat op eenmaal het tarief van € 500 per half jaar (gelijkelijk te verdelen over de partijen).
Gezamenlijk behandelde zaken gelijk onderwerp?
In de andere zaak (ECLI:NL:HR:2017:2875) hadden twee B.V.’s bezwaar en beroep ingesteld tegen opgelegde aanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 1996-1999. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch had een schadevergoeding toegekend voor overschrijding van de redelijke termijn, maar was er daarbij volgens de Hoge Raad ten onrechte vanuit gegaan dat de hoofdzaken van de ene B.V. in elke fase van de procedure gezamenlijk waren behandeld. Daarnaast had het hof ook onjuist geconcludeerd dat de vergoeding gematigd kon worden omdat de zaken van de beide B.V.’s gezamenlijk behandeld waren. In hoofdzaak hadden ze namelijk volgens de Hoge Raad niet betrekking op hetzelfde onderwerp. De Hoge Raad stelt daarom ook in deze zaak zelf opnieuw het recht op schadevergoeding vast.
Wet: artikel 8:73 Awb oud (huidig artikel 8:88 Awb e.v.)
Hoge Raad 17 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2874 en ECLI:NL:HR:2017:2875
Geef een reactie