Als de Belastingdienst zonder de belanghebbende te horen een positieve aanslag vernietigt en de belanghebbende een forfaitaire proceskostenvergoeding toekent, heeft deze schending van de hoorplicht volgens Hof Arnhem-Leeuwarden geen verdere gevolgen.
In de zaak voor het hof had een man een bezwaarschrift ingediend tegen een naheffingsaanslag BPM. De Belastingdienst was bereid om de behandeling van dit bezwaarschrift aan te houden in afwachting van een arrest van de Hoge Raad dat over eenzelfde materieel geschil ging. Uiteindelijk verklaarde de inspecteur het bezwaarschrift van de man gegrond. De fiscus vernietigde de naheffingsaanslag en kende de man een forfaitaire proceskostenvergoeding en een dwangsom toe. De inspecteur wijst het verzoek van de man om een vergoeding van de werkelijke proceskosten af.
De man stelt dat zijn recht om te worden gehoord vóór het opleggen van de naheffingsaanslag en vóór de uitspraak op het bezwaarschrift is geschonden. Hij begint een beroepsprocedure om alsnog een integrale proceskostenvergoeding en een hogere dwangsom te ontvangen. Het hof oordeelt echter dat het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel niet wordt geschonden als het geschil niet ziet op een belastingheffing, maar een proceskostenvergoeding. Op grond van de nationale wetgeving hoeft de inspecteur evenmin een horing te houden omdat hij de naheffingsaanslag heeft vernietigd. Het hof stelt vast dat de dwangsom correct is berekend. De man klaagt verder over de in rekening gebrachte invorderingskosten. Hij meent dat de fiscus deze kosten moet terugbetalen nu hij in het gelijk is gesteld. Maar het hof stelt over dit punt geen oordeel te kunnen geven en verklaart het beroep van de man ongegrond.
Wet: art. 7:2 en 7:3, onderdeel e Awb, art. 25 AWR en art. 28c IW 1990
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 augustus 2019 (gepubliceerd 30 augustus 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:6884
Geef een reactie