Stel, de enig aandeelhouder in een vennootschap schenkt een deel van de aandelen aan een beoogd opvolger (geen familielid), die tevens werknemer/statutair bestuurder van de vennootschap is. Volgens Rechtbank Den Haag houdt zo'n schenking een dusdanig verband met de dienstbetrekking, dat sprake is van loon uit dienstbetrekking.
Een vennootschap had tot februari 2018 indirect drie aandeelhouders. De oprichter (voormalig enig aandeelhouder) hield via zijn persoonlijke holding 66,67% van de aandelen in de moeder van de vennootschap. Zijn beoogde bedrijfsopvolgers, een Nederlander en een Fransman, hielden ieder via een eigen persoonlijke holding respectievelijk 22,22% en 11,11% van de aandelen in de moeder van de vennootschap. De oprichter had geen kinderen en de beoogde bedrijfsopvolgers waren geen familie van hem. De Nederlander was vanaf 1 oktober 1998 in loondienst bij de vennootschap en vanaf 19 januari 2009 was hij statutair bestuurder van de vennootschap tegen een salaris van € 6.550 bruto per maand. De Fransman was directeur en bestuurder van de vennootschap. In 2010, toen de oprichter nog indirect enig aandeelhouder van de vennootschap was, heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat een schenking van aandelen in de vennootschap aan de Nederlander loon uit dienstbetrekking vormde. Bij een schenking aan de Fransman was volgens de fiscus geen sprake was van loon uit dienstbetrekking, omdat tussen de oprichter en de Fransman een vader-zoon relatie was gegroeid. De Fransman had in verband met een beroerte vanaf juni 2016 geen werkzaamheden meer kunnen verrichten. Vervolgens is het belang van de Fransman in februari 2018 ingekocht. Op 13 februari 2017 schonk de oprichter twaalf aandelen in zijn persoonlijke holding aan de Nederlander.
De meest geschikte werknemer
Deze schenking vormt volgens de rechtbank loon. Daarbij neemt de rechtbank onder meer in aanmerking dat de Nederlander gezien de duur van zijn dienstbetrekking en de door hem uitgeoefende functies de meest geschikte werknemer was om de oprichter op te volgen. De schenking vindt daarmee haar grond in de door de Nederlander in de uitoefening van zijn dienstbetrekking bij de vennootschap geleverde arbeidsprestaties. Daarmee wordt hij ook voor de toekomst voor wat betreft zijn functie als bestuurder aan de vennootschap gebonden. De vennootschap maakt niet aannemelijk dat tussen de oprichter en de Nederlander zodanige persoonlijke betrekkingen bestonden dat aannemelijk is dat de onderhavige schenking overwegend berust op sympathie van de oprichter jegens de Nederlander. De vennootschap stelt nog dat de oprichter en de Nederlander elkaar ook buiten het werk om zien. Hun echtgenoten kunnen goed met elkaar overweg en de echtparen betrekken elkaar over en weer bij bijzondere gebeurtenissen in de familiesfeer, zoals verjaardagen en bruiloften. Deze omstandigheden zijn onvoldoende voor de rechtbank om tot een ander oordeel te komen. Hetzelfde geldt voor de enkele stelling dat de onderlinge relatie zich sinds 2010 verder heeft ontwikkeld en dat na het wegvallen van de Fransman de relatie in de persoonlijke sfeer behoorlijk is verdiept.
Wet: art. 10 Wet LB 1964
Commentaar Laura Jentink
Laura Jentink is auteur van Loonzaken
"Een schenking door een werkgever aan een werknemer is loon als deze schenking voortvloeit uit de dienstbetrekking. Wat in deze procedure opvalt, is dat geen sprake is van een schenking door een werkgever aan een werknemer. Een werkgever is lang niet altijd inhoudingsplichtig voor vergoedingen en verstrekkingen door derden aan werknemers. Dit is beperkt tot specifieke situaties, waaronder het geval dat binnen concernverband met medeweten van de werkgever loon wordt verstrekt aan de werknemer. Zonder dit als zodanig te benoemen, lijkt de rechtbank van een dergelijke situatie uit te gaan. Deze zaak lijkt gezien de omvang van de schenking een proefprocedure. Het ligt daarom voor de hand dat hoger beroep is ingesteld. De uitkomst daarvan is zeer interessant als daarin ook aandacht wordt besteed aan de reikwijdte van de inhoudingsplicht."
(Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Loonzaken.nl)
Meer informatie: Rechtbank Den Haag 19 juni 2018 (gepubliceerd 10 augustus 2018), ECLI:NL:RBDHA:2018:9041
Geef een reactie