De Nederlandse belastingregeling op grond waarvan personen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt de scholingsuitgaven volledig in aftrek kunnen brengen, terwijl dit recht op aftrek beperkt is voor personen die deze leeftijd al hebben bereikt, is niet in strijd met het discriminatieverbod.
Tot dit oordeel kwam de Hoge Raad in navolging op de uitspraak van het Europese Hof. Zie ook: Volledige scholingsaftrek alleen onder 30. In geschil was of Nederland de scholingsuitgaven die door een persoon zijn gedaan fiscaal verschillend mag behandelen naargelang diens leeftijd. De Hoge Raad stelde voorop dat het arrest van het Europese Hof geen andere conclusie toelaat dan dat de bepaling in artikel 6.30 Wet IB 2001 onder de materiële werkingssfeer van de richtlijn valt. Dit wetsartikel beoogt namelijk door uitgebreidere aftrekmogelijkheden voor belastingplichtigen jonger dan 30 jaar, de toegang van jongeren tot een opleiding te bevorderen. De regeling is volgens de Hoge Raad geschikt om het nagestreefde doel te bereiken. Ook zijn de middelen voor het bereiken van deze doeleinden passend en noodzakelijk. De regeling gaat, rekening houdend met de ruime beoordelingsmarge die de lidstaten op het gebied van sociaal en werkgelegenheidsbeleid toekomt, niet verder dan noodzakelijk is om het doel te bereiken. De Hoge Raad nam in dit verband ook in aanmerking dat personen vanaf de leeftijd van 30 jaar doorgaans al gelegenheid hebben gehad om een opleiding te volgen en een beroepsactiviteit uit te oefenen, waardoor zij in een financieel betere positie verkeren dan schoolverlaters. Geen strijdigheid met het discriminatieverbod dus.
Wet: artikel 6.30 Wet IB 2001 en artikelen 3, lid 1, onder b en 6 van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000
Meer informatie: Hoge Raad, 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:911
Geef een reactie