De fiscus mag de levering van een perceel waarop een te slopen gebouw staat niet aanmerken als de btw-belaste levering van een bouwterrein als deze levering een zelfstandige prestatie vormt. Dit heeft het Hof van Justitie van de EU duidelijk gemaakt in zijn oordeel.
Het Hof deed zijn uitspraak naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Deense Hoge Raad. De Deense btw-regeling voor de levering van onroerend goed komt sterk overeen met de Nederlandse wetgeving. In deze zaak had een Deense projectontwikkelaar een terrein gekocht waarop nog een oud pakhuis stond. De verkoopovereenkomst bevatte de voorwaarde dat de projectontwikkelaar een overeenkomst zou sluiten met een woningcorporatie om sociale woningen op het terrein te ontwikkelen. Wat later in hetzelfde jaar verkocht de projectontwikkelaar het terrein met pakhuis aan de woningcorporatie. Op de datum van deze opeenvolgende opdrachten was dat pakhuis volledig in bedrijf. Naderhand sloopte de woningcorporatie een deel van het pakhuis.
Btw
Volgens de Deense fiscale autoriteiten zijn de leveringen van het terrein aan de projectontwikkelaar en aan de woningcorporatie belast met btw. De leveringen hangen met elkaar samen en het was steeds de bedoeling dat het pakhuis zou worden gesloopt. De leveringen kwalificeren daardoor volgens de Deense fiscale autoriteiten als leveringen van een bouwterrein. Maar het Hof oordeelt dat de leveringen economisch gezien zelfstandige prestaties zijn die niet samen één handeling vormen. Onder deze omstandigheden kan de levering van een terrein waarop een gebouw staat niet kwalificeren als een bouwterrein. Zelfs niet als het de bedoeling van de partijen is om het gebouw te laten slopen om plaats te maken voor een nieuw gebouw.
Wet: art. 11, eerste lid, onderdeel a sub 1° Wet OB 1968
Meer informatie: Hof van Justitie van de EU 4 september 2019), ECLI:EU:C:2019:660
Geef een reactie