Vaak zal een startende werkgever voor de heffing van de premie werknemersverzekeringen kwalificeren als een kleine werkgever. Toch is het mogelijke dat een bedrijf op grote schaal begint en meteen als grote werkgever kwalificeert.
Premies werkgeversverzekeringen
Werkgevers zijn verplicht de volgende premies voor de werknemersverzekeringen te betalen:
- premie Werkloosheidswet-Algemeen werkloosheidsfonds;
- de sectorpremie;
- premie Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo-premie);
- basispremie Wet Arbeidsongeschiktheid/Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten/Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WAO/IVA/WGA); en
- de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk).
Gedifferentieerde premie Whk
De gedifferentieerde premie Whk bestaat uit de premiecomponent WGA en de premiecomponent ZW voor flexibele dienstbetrekkingen (ZW-flex). De fiscus stelt de hoogte van de gedifferentieerde premie vast, maar de manier waarop dat gebeurt is afhankelijk van de grootte van de werkgever. Voor de heffing van deze premie worden werkgevers ingedeeld in de categorieën klein, middelgroot en groot.
Groottecategorieën
In beginsel bepaalt het premieloon van de werkgever in 2016 de groottecategorie waarin hij valt voor het jaar 2018. Hierbij gelden de volgende grenzen:
- bij een premieloon tot en met € 328.000 kwalificeert de werkgever als een kleine werkgever;
- bij een premieloon van meer dan € 328.000 maar niet meer dan € 3.280.000 kwalificeert de werkgever als een middelgrote werkgever; en
- bij een premieloon van meer dan € 3.280.000 kwalificeert de werkgever als een grote werkgever.
Voor andere jaren geldt in principe dat het premieloon in het tweede kalenderjaar voor het desbetreffende kalenderjaar bepalend is.
Te betalen premies
De fiscus stelt de hoogte van de gedifferentieerde premie Whk voor kleine werknemers vast per sector. Kwalificeert de werkgever als middelgroot, dan berekent de fiscus de verschuldigde gedifferentieerde premie Whk als een gewogen gemiddelde van de individueel vastgestelde premiepercentages en de sectorale premiepercentages. Daarbij geldt de volgende formule:
premie = (1-C) x sectoraal premiepercentage + C x individueel premiepercentage.
Hierbij is C:
het premieloon van de werkgever in 2016 -/- de premieloongrens klein/middelgroot
premieloongrens middelgroot/groot -/- premieloongrens klein/middelgroot
De Belastingdienst stelt de gedifferentieerde premie Whk individueel vast in het geval van een grote werkgever. Het percentage is per premiecomponent afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidsrisico in de desbetreffende onderneming.
Grenzen aan de individuele premiepercentages
Bij het vaststellen van de individuele premiepercentages is de Belastingdienst per premiecomponent gebonden aan de volgende grenzen:
- voor de premiecomponent WGA geldt een minimumpercentage van 0,18% en een maximumpercentage van 3,00%;
- voor de premiecomponent ZW-flex geldt een minimumpercentage van 0,10% en een maximumpercentage van 1,64%. Voor sector 52 (Uitzendbedrijven) geldt echter een afwijkend maximumpercentage voor de premiecomponent ZW-flex van 8,03%.
Startende werkgever
In het kalenderjaar waarin een bedrijf anders dan in het kader van een overgang werkgever is geworden en in de twee daaropvolgende kalenderjaren kwalificeert de werkgever als een startende werkgever. Voor een startende kleine werkgever is het gedifferentieerde premiepercentage Whk het totaal van zijn sectorale premiepercentages voor de premiecomponenten WGA en ZW-flex. De fiscus stelt het premiepercentage Whk voor een startende middelgrote werkgever op het totaal van de gewogen gemiddelden van de rekenpercentages en de sectorale premiepercentages voor de premiecomponenten WGA en ZW-flex. Voor een startende grote werkgever is het premiepercentage Whk het totaal van de rekenpercentages voor de premiecomponenten WGA en de ZW-flex. In 2018 leidt dit tot een premiepercentage van 1,22%.
Altijd startende kleine werkgever?
De Belastingdienst merkt een werkgever die in 2017 of later is gestart altijd aan als startende kleine werkgever. Maar het lijkt erop dat de belastingrechter dit standpunt soms niet honoreert. De Belastingdienst had namelijk in een zaak voor de Hoge Raad een werkgever die in 2014 was begonnen voor dat jaar aangemerkt als kleine werkgever. De Belastingdienst merkte deze B.V. aan als kleine werknemer, omdat zij in 2012 geen premieloon had genoten. De Hoge Raad oordeelt dat vóór 1 januari 2014 een werkgever in een andere groottecategorie was in te delen dan volgens de hoofdregel het geval zou zijn. Inmiddels is de wet- en regelgeving gewijzigd. Maar uit niets blijkt dat de wetgever de mogelijk van afwijking van de hoofdregel heeft willen afschaffen. Daarom moet de speciale regeling voor de indeling van startende werkgevers dezelfde mogelijkheid tot afwijking van de hoofdregel bieden als de oude regelgeving. In dit geval was het verwachte premieplichtig loon van de B.V. meer dan € 4 miljoen. De B.V. kwalificeerde daardoor meteen als een grote werkgever.
Wet: art. 38 Wfsv
Besluit: artt. 2.5, 2.6 en 2.17 Besluit Wfsv
Meer informatie: HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:670
Geef een reactie