Uit antwoord op Kamervragen blijkt dat de regeling van de Belastingrente aan de verwachtingen voldoet. De uitgaven aan belasting- en invorderingsrente zijn gedaald van € 588 miljoen in 2011 tot € 193 miljoen in 2015. Deze besparing komt in de buurt van de geraamde € 400 miljoen.
De omvorming van het heffingsrentestelsel tot het belastingrentestelsel heeft ervoor gezorgd dat het ‘sparen bij de fiscus’ niet langer mogelijk is. De klacht van prof. Edwin Heithuis dat de redelijkheid en rechtvaardigheid daarmee ook verdwenen is – aangezien er wel belastingrente in rekening gebracht, maar zelden tot nooit uitbetaald - vindt bij de staatssecretaris echter geen gehoor. Volgens Wiebes wordt er in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever gehandeld.
Onder het regime van de heffingsrente konden belastingplichtigen, door om geen of een te lage voorlopige teruggave of een te hoge voorlopige aanslag te verzoeken, geld tegen een relatief hoge rentevergoeding bij de fiscus ‘stallen’. De Belastingdienst ontving weliswaar tijdelijk extra belastinggeld, maar moest daarover later een hoge rente vergoeden.
Meer informatie: Beantwoording Kamervragen over Belastingrente
Geef een reactie