Gelet op de relatie tussen een bv en de dga is een bijzondere vorm van toezicht op het naleven van een verbod op privégebruik van een bedrijfsauto vereist. Een toelaatbaar bewijs is als de dga ook wordt gecontroleerd op het verbod door een onafhankelijke derde.
Als een werkgever een auto ter beschikking stelt aan zijn werknemers en een verbod oplegt op privégebruik van de auto, kan een bijtelling in beginsel achterwege blijven. Naast het schriftelijk vastleggen van een verbod, moet de werkgever ook toezicht houden op naleving van het verbod en bij overtreding van het verbod sancties opleggen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden voldeed een bv die een auto ter beschikking had gesteld aan haar directeur-grootaandeelhouder (dga) niet aan deze eisen. De bv kreeg over 2010 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd, omdat zij in tegenstelling tot eerdere jaren geen verbodovereenkomst had opgemaakt. Bovendien waren de opgelegde sancties onvoldoende om het verbod realiteitswaarde te geven. Het hof keek vooral naar de manier waarop de bv toezicht hield op naleving van het verbod. De rechter stelde voorop dat de mate van toezicht verschilt tussen werknemers en een dga. Zo zou een dga geen reële afspraak kunnen maken met zijn werkgever over het te leveren bewijs. Een verbod op privégebruik kan daarom alleen plaatsvinden als er op het verbod op privégebruik een andere vorm van toezicht plaatsvindt dan toezicht van de dga op zichzelf. De voorwaarde dat de dga, ook gecontroleerd wordt op het verbod op privégebruik door een onafhankelijke derde, was volgens het hof niet onredelijk.
Wet: artikel 13bis Wet op de loonbelasting 1964
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 15 april 2014, gepubliceerd 25 april 2014, en ECLI:NL:GHARL:2014:3360
Geef een reactie