De Nederlandse Staat is niet aansprakelijk voor de financiële schade die vier zzp’ers hebben geleden door maatregelen die werden ingevoerd tijdens de coronapandemie. De vier vinden dat ze ongelijk zijn behandeld ten opzichte van werknemers in loondienst. Maar de rechtbank wijst de vorderingen van de vier zzp’ers af.
In deze zaak draait het om vier zzp’ers die na de invoering van covid-maatregelen hun inkomsten voor een groot deel zagen wegvallen. De vier vinden de covidmaatregelen wel rechtmatig, maar vinden dat de Staat onjuiste en niet-evenredige keuzes heeft gemaakt bij het invoeren van de NOW en TOZO. Hoewel voor zowel werknemers in loondienst als zzp’ers arbeid wegviel, werden zzp’ers daarvoor in geringere mate gecompenseerd, stellen ze. Via deze bodemprocedure bij de civiele rechter willen ze dat vast komt te staan dat de Staat een ongerechtvaardigd onderscheid heeft gemaakt. Ze vinden dat de Staat aansprakelijk is voor de schade die zij daardoor lijden.
Ruime beoordelingsvrijheid
De rechtbank wijst de vorderingen van de vier zzp’ers af. De Staat had een ruime beoordelingsvrijheid bij het treffen van het pakket aan steunmaatregelen, oordeelt de rechtbank. Het ging hier om een politieke keuze die onder urgente omstandigheden moest worden gemaakt. De rechter dient zich daarbij terughoudend op te stellen. Voor zover werknemers in loondienst en zzp’ers al met elkaar vergelijkbaar zijn, heeft de Staat voor het onderscheid waar het hier om gaat een objectieve en redelijke rechtvaardiging gegeven.
Verschillende uitgangspositie
De positie van zzp-ers was namelijk ook voordat de pandemie uitbrak heel anders dan die van werknemers. Zzp’ers hadden een sociaal vangnet, waarop zij konden terugvallen als hun inkomen onder bijstandsniveau kwam. Werknemers hadden recht op doorbetaling tot hun salarisniveau. Mede ook gelet op het korte tijdsbestek waarin de steunpakketten moesten worden vastgesteld, heeft de Staat deze uit de reeds bestaande, wettelijke sociale structuren en systemen voortvloeiende verschillen in uitgangspositie tussen werkenden en zzp’ers als uitgangspunt mogen nemen bij het vaststellen van de steunmaatregelen.
Bron: rechtbank Den Haag, 17 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:332
Geef een reactie