In een besluit heeft de staatssecretaris van Financiën het regime van de innovatiebox uitvoerig beschreven, nader toegelicht en verder ingevuld.
Voorwaarden innovatiebox
De innovatiebox is een faciliteit die alleen geldt voor vennootschapsbelastingplichtige lichamen. Dit kunnen binnenlandse lichamen zijn of buitenlandse lichamen met een vaste inrichting in Nederland. De kern van de innovatiebox is dat de netto-opbrengsten uit bepaalde immateriële activa zijn belast tegen een effectief tarief van 5%. Het moet daarbij gaan om zelf voortgebrachte immateriële bedrijfsmiddelen waarvoor één of meer octrooien of S&O-verklaringen zijn verkregen. Als onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden zijn uitbesteed, kan nog steeds sprake zijn van een zelf voortgebracht bedrijfsmiddel. Het kan dan wel handig zijn om aan de hand van documentatie aannemelijk te maken dat het lichaam voldoende belangrijke functies vervult bij het voortbrengen van het bedrijfsmiddel. Het octrooi moet bovendien in belangrijke mate bijdragen aan de te verwachten netto-opbrengsten uit het zelf voortgebrachte immateriële bedrijfsmiddel. Het lichaam kiest in de aangifte vennootschapsbelasting voor het plaatsen van het bedrijfsmiddel in de innovatiebox.
Indeplaatstreding
Binnen internationale concerns kan het gebeuren dat een buitenlandse groepsmaatschappij op basis van het concernbeleid alle octrooien aanvraagt. Dus ook de octrooien voor onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden door Nederlandse werkmaatschappijen. Omdat het octrooi niet wordt verleend aan de werkmaatschappij, kan deze de innovatiebox niet toepassen. Maar de buitenlandse groepsmaatschappij voldoet evenmin aan de voorwaarden. Zij heeft namelijk niet zelf het desbetreffende activum ontwikkeld. In zijn Besluit van 1 september 2014, nr. BLKB2014/1054M wijst de staatssecretaris van Financiën op de mogelijkheid van indeplaatstreding. Specifiek noemt hij de geruisloze inbreng in de bv en de bedrijfsfusie, juridische fusie en (af)splitsing. In deze situaties kan het lichaam dat het octrooi of S&O-activum overneemt van de verdwijnende onderneming in de plaats treden van deze onderneming. Deze indeplaatstreding werkt ook door naar de innovatiebox. De overnemer kan dus in deze situaties de innovatiebox toepassen als hij voldoet aan de rest van de voorwaarden.
Werking innovatiebox
Het effectieve tarief van 5% wordt bereikt door de netto voordelen uit kwalificerende activa maar voor 5/H in aanmerking te nemen. ‘H’ staat hierbij voor het hoogste vennootschapsbelastingtarief. Op dit gedeelte van de winst is vervolgens het normale vennootschapsbelastingtarief van toepassing. Overigens stelt de staatssecretaris dat het bepalen van de voordelen uit een bedrijfsmiddel in de innovatiebox een individuele benadering eist. Een vaste rekenregel of vast percentage is dus in beginsel niet toe te passen.
Forfaitaire voordeelberekening
Als de voordelen van de innovatiebox niet opwegen tegen de administratieve laste van het bepalen van de toerekenbare voordelen, mag een lichaam de forfaitaire voordeelberekening toepassen. Het lichaam moet dan wel in het desbetreffende jaar of in de twee voorafgaande jaren een octrooi- of S&O-activum hebben voortgebracht. Bij de forfaitaire methode wordt 25% van de fiscale winst als positieve innovatiewinst voor de toepassing van de innovatiebox in aanmerking genomen. De op deze forfaitaire wijze bepaalde positieve innovatiewinst is gemaximeerd op € 25.000. Als voor deze methode wordt gekozen, ziet de keuze op alle kwalificerende immateriële activa. Men kan per jaar kiezen voor de forfaitaire methode. Als men in de volgende jaren niet meer kan of wil kiezen voor de forfaitaire methode, kunnen de voordelen nog wel op de gebruikelijke wijze in aanmerking komen voor de toepassing van de innovatiebox.
Drempel
Het 5%-tarief is pas van toepassing op de opbrengsten uit immateriële bedrijfsmiddelen voor zover deze opbrengsten een drempel overschrijden. Deze drempel is gelijk aan:
- het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten aan het einde van het voorafgaande jaar; plus
- de voortbrengingskosten van de octrooi- en S&O-activa waarvoor het lichaam in het desbetreffende jaar heeft gekozen voor toepassing van de innovatiebox; plus
- een eventueel verlies uit de desbetreffende octrooi- en S&O-activa; minus
- de positieve voordelen uit de desbetreffende octrooi- en S&O-activa die zijn genoten in de periode van het jaar van aanvraag van het octrooi tot en met het jaar vóór het jaar waarin het octrooi is toegekend. Deze voordelen leiden alleen tot een vermindering voor zover zij de som van de in de eerste drie onderdelen genoemde bedragen niet overschrijden.
Grofweg gezegd leidt de drempel ertoe dat het effectieve tarief van 5% pas van toepassing is vanaf het moment dat het totaal aan over de jaren genoten winsten uit het octrooi- of S&O-activum meer bedraagt dan de totale voortbrengingskosten en verliezen met betrekking tot dit bedrijfsmiddel. De Belastingdienst stelt het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten vast in een voor bezwaar vatbare beschikking. Dit gebeurt gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag vennootschapsbelasting over dat jaar.
Bepaling arm’s length beloning
In het eerder genoemde besluit nr. BLKB2014/1054M wijst de staatssecretaris op het volgende. Bij gelieerde lichamen moet men eerst een arm’s length beloning berekenen voor de functies die het lichaam heeft uitgeoefend, de activa die het lichaam heeft gebruikt en de risico’s die daarbij zijn gelopen. Pas nadat deze beloning is bepaald, is het mogelijk vast te stellen welk deel van deze beloning in de innovatiebox kan vallen.
Wet: artikelen 8b en 12b Wet Vpb 1969
Meer informatie: ministerie van Financiën, 1 september 2014, BLKB2014/1054M
Geef een reactie