Verschillende ontwikkelingen vergroten de noodzaak om langer door te werken. De AOW-gerechtigde leeftijd stijgt terwijl de fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw wordt beperkt. Het kabinet had zelfs in 2015 een extra verlaging van de pensioenopbouwpercentages willen invoeren. Deze versobering is echter verworpen door de Eerste Kamer, zodat nieuwe ideeën zijn geopperd.
AOW-gerechtigde leeftijd
Door de invoering van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd wordt de leeftijd waarop iemand recht heeft op AOW in de jaren 2013 tot en met 2023 geleidelijk verhoogd van 65 jaar naar 67 jaar. Vanaf 2014 moet de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd afhankelijk worden van de geschatte resterende levensduur van 65-jarigen in het jaar van de verhoging. In 2013 steeg de AOW-gerechtigde naar 65 jaar en één maand. Vanaf 1 januari 2014 is de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar plus twee maanden. Het is echter nog maar de vraag of de verhoging zich precies zo ontwikkelt als gepland. In de resterende acht jaren kan immers nog van alles gebeuren in de politieke machtsverhoudingen. Toekomstige kabinetten kunnen breken met het beleid van hun voorgangers.
Pensioenopbouw
De Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd heeft ook de mogelijkheden van de pensioenopbouw via de werkgever beperkt. In beginsel accepteerde de Belastingdienst in 2013 een pensioenregeling als de opbouw niet meer bedroeg dan 2% van het pensioengevend loon onder een eindloonstelsel. Bij een middelloonstelsel mocht de opbouw hoogstens 2,25% van het pensioengevend loon zijn. Per 1 januari 2014 zijn de opbouwpercentages verlaagd naar 1,9% voor het eindloonstelsel en 2,15% voor het middelloonstelsel.
Verdere afbraak pensioenopbouw?
Met de zogeheten wijzigingsvoorstellen Witteveen 2015 zou de beperking van de fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw verder worden beperkt. Zo zouden de opbouwpercentages in 2015 dalen naar 1,55% (eindloonstelsel) en 1,75% (middelloonstelsel). Ook was er een plan om het pensioengevend inkomen te maximeren op € 100.000 euro. Boven dit bedrag zou de pensioenpremie niet meer aftrekbaar zijn. De Eerste Kamer ging echter niet akkoord met dit wetsvoorstel (zie ook ‘Pensioenvoorstellen niet door Eerste Kamer’).
Nieuw voorstel voor 2015
Het kabinet wil toch het pensioenstelsel aanpassen. De staatssecretarissen van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben daarom de volgende maatregelen bedacht:
- introductie van premiewaarborgen en toezicht door De Nederlandsche Bank (DNB). Het doel van deze waarborgen moet zijn dat daadwerkelijk een premiedaling tot stand komt;
- het opbouwpercentage onder het middelloonstelsel vaststellen op 1,875%. Hiermee zou in veertig jaar tijd een pensioen te realiseren zijn van 70% van het gemiddelde loon;
- het versterken van de mogelijkheden tot pensioenopbouw voor zzp’ers. Bijvoorbeeld een regeling die het pensioenvermogen beschermt in het geval van een beroep op de bijstand;
- in 2014 zal het kabinet een brede dialoog starten over de lange termijn toekomst van het pensioenstelsel. Als onderdeel hiervan zal het kabinet de SER vragen hierover uiterlijk eind 2014 een advies te geven; en
- het bieden van de mogelijkheid tot inzet van het werknemersdeel pensioenpremie voor de aflossing van de eigen woning (voorstel RMU). Het kabinet zal verkennen hoe dit zorgvuldig is in te passen op zo kort mogelijke termijn. Een uitvoerbaarheidstoets zal deel uitmaken van deze verkenning, waarbij ook de voor- en nadelen van varianten worden bezien.
Nettolijfrente
De staatssecretarissen willen de aftopping van het pensioengevend inkomen van € 100.000 handhaven. Zij menen dat vermogende personen met een zogeheten nettolijfrente een afdoende aanvullende oudedagsvoorziening kunnen opbouwen. Hierbij betaalt men de premie-inleg uit het nettoloon. De aanspraak van een nettolijfrente zal vrijgesteld vermogen vormen in box 3 en de pensioenuitkering zal onbelast zijn.
Wet: artikel 7a AOW en artikel 18a LB 1964
Meer informatie: ministerie van Financiën, 18 december 2013, nr. AFP/2013/865U
Geef een reactie